intrekking
Wetsvoorstel (23-1-2006) tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met een doeltreffender rechtsmiddel tegen niet tijdig beslissen door bestuursorganen.
Er komt een snelle procedure voor de burger die te kampen heeft met trage besluitvorming door het bestuur. Die burger zal bij het uitblijven van een beslissing van het bestuursorgaan direct beroep kunnen instellen bij de rechter. Hij zal het bestuursorgaan wel eerst in gebreke moeten stellen. Als het bestuur na de uitspraak van de rechter nog altijd in gebreke blijft, kan de burger bij de voorzieningenrechter vragen aan het bestuursorgaan een dwangsom op te leggen. Het niet tijdig beslissen door het bestuur is een hardnekkig probleem. Het probleem is nu bijna tien jaar bekend en wordt in ieder jaarverslag van de Nationale ombudsman aan de orde gesteld en nog steeds komt het - ondanks allerlei maatregelen die zijn beproefd - te vaak voor dat bestuursorganen er niet in slagen aan wettelijke termijnen te voldoen. Het speelt vooral bij beschikkingen op aanvraag. In zijn advies over het wetsvoorstel noemt de Raad van State dit extra klemmend omdat termijnoverschrijding door 'burgers' niet zelden leidt tot verlies van aanspraken of van mogelijkheden tot het instellen van een rechtsmiddel, terwijl termijnoverschrijding door bestuursorganen slechts zelden een voor dat bestuursorgaan ingrijpend gevolg heeft. Dat op termijnoverschrijding door burgers doorgaans wel een sanctie staat en op termijnoverschrijding door bestuursorganen niet, maakt een onevenwichtige indruk; het wekt bij burgers onbegrip en irritatie.
Art. 6:2 AWB hielp niet
De Awb biedt de burger ook nu een rechtsmiddel tegen niet tijdig beslissen. Artikel 6:2 Awb bepaalt, dat niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan wordt gelijkgesteld met een besluit, zodat daartegen bezwaar en beroep openstaan. Na de inwerkingtreding van de Awb bleek echter dat dit rechtsmiddel niet altijd even effectief is. Bezwaarschriften wegens niet tijdig beslissen leiden soms, maar niet altijd tot een versnelling van de bestuurlijke besluitvorming. Beroepen wegens niet tijdig beslissen waren tot enkele jaren geleden onvoldoende effectief, omdat de meeste bestuursrechters deze zaken behandelden als alle andere zaken. Daardoor kon het vele maanden - en soms langer - duren voordat een beroep wegens niet tijdig beslissen ter zitting werd behandeld. Tegen die tijd was er inmiddels meestal wel een besluit genomen. Vaak trok de rechter daaruit de conclusie, dat appellant geen belang meer had bij de behandeling van zijn beroep wegens niet tijdig beslissen. Het gevolg was, dat betrekkelijk weinig beroepen wegens niet tijdig beslissen werden ingesteld. Kennelijk waren rechtshulpverleners tot de conclusie gekomen, dat zo'n beroep toch niet hielp. De rechterlijke macht liet op 1 oktober 2001 de gewijzigde Procesregeling bestuursrechtbanken in werking treden met richtlijnen voor de behandeling van beroepen wegens niet tijdig beslissen, waardoor tegenwoordig doorgaans binnen enkele weken een uitspraak op deze beroepen wordt gegeven. Andere bestuursrechters hebben dit voorbeeld gevolgd.
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
Het wetsvoorstel dat nu is ingediend bouwt voort op de Procesregeling bestuursrechtbanken. Het bestaat uit vier elementen:
- Bij niet tijdig beslissen kan de belanghebbende direct beroep bij de rechter instellen, zonder eerst bezwaar te maken.
- Alvorens beroep in te stellen, dient de belanghebbende het bestuursorgaan echter schriftelijk in gebreke te stellen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
- De rechter behandelt het beroep in beginsel met toepassing van artikel 8:54, dus zonder zitting. Hij doet binnen acht weken uitspraak en bepaalt daarbij dat het bestuursorgaan binnen twee weken alsnog een beslissing neemt.
- Als het bestuursorgaan na afloop van de door de rechter bepaalde termijn nog steeds niet heeft beslist, kan de belanghebbende via een eenvoudige procedure bij de voorzieningenrechter, waarvoor geen griffierecht is verschuldigd, de rechter verzoeken aan het bestuursorgaan een dwangsom op te leggen.
De rechter beoordeelt in het kader van deze procedure slechts of de beslistermijn inderdaad is overschreden. Dit maakt een snelle procedure mogelijk, want het eindpunt van de beslistermijn is als regel eenvoudig vast te stellen.
Het wetsvoorstel gaat verder dan de Procesregeling bestuursrechtbanken in de volgende opzichten:
- Het heeft betrekking op alle met bestuursrechtspraak belaste colleges, terwijl de door de rechtbanken vastgestelde Procesregeling slechts voor de rechtbanken geldt.
- De rechtbank is als regel slechts bevoegd, nadat een bezwaarschriftprocedure is doorlopen. Daarom heeft de Procesregeling in de meeste gevallen slechts betrekking op het niet tijdig beslissen op bezwaar. Het wetsvoorstel geeft ook een regeling voor het niet tijdig nemen van een primaire beslissing.
- De Procesregeling schrijft voor dat de rechtbank uitspraak doet binnen vier weken na ontvangst van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Dit wetsvoorstel verplicht de rechtbank binnen acht weken na ontvangst van het beroepschrift uitspraak te doen, ook als het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken niet tijdig heeft ingezonden.
- Anders dan de Procesregeling geeft het wetsvoorstel een regeling voor het opleggen van een dwangsom indien het bestuursorgaan ook na veroordeling door de rechtbank nalatig blijft te beslissen.
Beperkte toepassing
Het wetsvoorstel is in de volgende situaties toepasselijk:
- De wettelijke beslistermijn is overschreden, terwijl het bestuursorgaan de aanvrager niet heeft laten weten dat het de termijn niet haalt en dat de beschikking binnen een bepaalde termijn zal worden gegeven;
- bij het ontbreken van een wettelijke beslistermijn is de termijn van acht weken overschreden, terwijl het bestuursorgaan de aanvrager niet heeft laten weten dat het de termijn niet haalt en dat de beschikking binnen een redelijke termijn zal worden gegeven;
- de wettelijke beslistermijn voor een beslissing op bezwaar of in administratief beroep is overschreden, terwijl het bestuursorgaan de indiener van het bezwaar- of beroepschrift niet heeft laten weten dat het de termijn niet haalt en dat de beslissing binnen een bepaalde termijn zal worden gegeven;
- bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is de regeling van toepassing verklaard.
De voornaamste categorie gevallen waarin het wetsvoorstel niet van toepassing is, betreft de gevallen waarin een beschikking weliswaar niet binnen de wettelijke termijn wordt gegeven, maar het bestuursorgaan de aanvrager daarvan wel tijdig in kennis heeft gesteld. In die gevallen is het bestuursorgaan te laat met het geven van een beschikking, maar is het niet mogelijk direct beroep in te stellen bij de rechtbank. Een belanghebbende moet in die gevallen eerst bezwaar maken wegens niet tijdig beslissen voordat beroep bij de rechtbank kan worden ingesteld.
Het toepassingsbereik van de regeling wordt beperkt tot bovengenoemde situaties, omdat zo eerst kan worden bezien hoe de regeling in de praktijk uitwerkt en wat de gevolgen daarvan zijn voor de belasting van de rechterlijke macht. Indien blijkt dat het overslaan van de bezwaarfase en de snelle, eenvoudige procedure het beoogde effect hebben, kan op een later tijdstip ervoor worden gekozen de regeling algemene gelding te geven. Tot die tijd hebben bestuursorganen nog de gelegenheid orde op zaken te stellen binnen hun organisatie.
Gevolgen voor het bestuur en de rechter
Voor bestuursorganen die stelselmatig te laat beslissen op een bezwaarschrift of een aanvraag en de aanvrager niet meedelen dat de termijn wordt overschreden en dat zij binnen een bepaalde termijn de beschikking zullen geven, kunnen de gevolgen van de nieuwe procedure ingrijpend zijn. Zij kunnen worden geconfronteerd met een groot aantal beroepen wegens niet tijdig beslissen en wellicht zelfs met dwangsommen. In dat geval zal het desbetreffende bestuursorgaan zich genoodzaakt zien maatregelen te treffen om te waarborgen dat als regel op tijd wordt beslist. Soms zal het daarbij gaan om aanpassingen in de werkwijze of de organisatie. Sommige bestuursorganen zullen ook moeten investeren in extra capaciteit voor de afhandeling van aanvragen of bezwaarschriften. De budgettaire gevolgen daarvan zullen door de desbetreffende bestuursorganen binnen hun eigen begrotingen moeten worden opgevangen. Van een bestuursorgaan mag worden verwacht, dat het voldoende middelen vrijmaakt om aan zijn wettelijke verplichtingen te voldoen, aldus de MvT. Verwacht wordt dat als gevolg van de nieuwe procedure het aantal beroepen wegens niet tijdig beslissen aanvankelijk zal toenemen, omdat ook beroep mogelijk wordt bij overschrijding van de primaire beslistermijn. De omvang van dit effect is echter niet te voorspellen: er bestaan geen betrouwbare kwantitatieve gegevens over het aantal gevallen waarin het wetsvoorstel van toepassing zal zijn. Evenmin kan worden voorspeld, in welk percentage van deze gevallen beroep zal worden ingesteld. De MvT noemt het aannemelijk dat dit effect na verloop van tijd weer zal afnemen. Als het nieuwe rechtsmiddel effectief blijkt, zullen bestuursorganen genoodzaakt zijn ervoor zorg te dragen dat de beslistermijnen minder vaak worden overschreden.