Initiatiefwetsvoorstel (21-06-2018) tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke veroordeling

—Dit wetsvoorstel van het lid Van der Staaij beoogt de automatische voorwaardelijke invrijheidstelling te beëindigen. De rechter krijgt de mogelijkheid om te bepalen dat een gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd. Hij is hier niet toe verplicht. Het gaat daarbij als gevolg van het onderhavige wetsvoorstel niet om een periode van een derde deel van de straf, maar om een periode van ten hoogste een vierde deel van straf. De rechter krijgt daarmee de ruimte om te variëren in de lengte van het voorwaardelijke deel en kan daardoor een straf opleggen die naar verwachting het beste past bij het begane misdrijf en bij de desbetreffende verdachte. Om te voorkomen dat het voorwaardelijk deel van de straf onbegrensd is, wordt tevens bepaald dat deze periode maximaal vier jaar mag zijn. Het blijft echter nadrukkelijk mogelijk om aan de voorwaardelijke straf en de daarbij opgelegde voorwaarden een langdurige proeftijd te verbinden. Op die manier is het mogelijk om doelgericht en afhankelijk van het concrete geval te werken aan de resocialisatie van de veroordeelde.

Dit voorstel zorgt ervoor dat de voorwaardelijke veroordeling, die nu alleen van toepassing kan zijn op straffen van ten hoogste vier jaar, van toepassing kan zijn op alle tijdelijke gevangenisstraffen. Door ook voor langere straffen aan te sluiten bij het systeem van de voorwaardelijke veroordeling wordt beoogd de duidelijkheid en inzichtelijkheid van de strafrechtelijke sancties te vergroten.

Op grond van dit voorstel zal de rechter voortaan bij alle voorwaardelijke vrijheidsstraffen op een duidelijke en transparante manier moeten aangegeven welk gedeelte van de straf ten uitvoer zal worden gelegd en welk gedeelte van de straf in beginsel niet ten uitvoer zal worden gelegd. Het rechterlijk vonnis geeft daarom voortaan duidelijker aan hoe de straf is opgebouwd.

Samenvattend bevat het wetsvoorstel de volgende hoofdlijnen:

  • De voorwaardelijke invrijheidstelling wordt helemaal afgeschaft.
  • De regeling van de voorwaardelijke veroordeling wordt uitgebreid zodat de rechter deze ook van toepassing kan verklaren op alle tijdelijke vrijheidsstraffen die langer duren dan vier jaar.
  • De bestaande regeling van de voorwaardelijke veroordeling wordt gehandhaafd, met dien verstande dat het voorwaardelijk deel bij straffen tot vier jaar maximaal een jaar kan duren.
  • Bij vrijheidsstraffen die langer duren dan vier jaar, kan de rechter bepalen dat ten hoogste een vierde deel van de straf niet zal worden tenuitvoergelegd.
  • Het voorwaardelijke strafdeel bedraagt maximaal vier jaar.
  • De rechter neemt de beslissing over het stellen van de bijzondere voorwaarden bij vrijheidsstraffen van ten hoogste vier jaar.
  • Het openbaar ministerie neemt de beslissing over het stellen van de bijzondere voorwaarden bij vrijheidsstraffen van meer dan vier jaar. Het openbaar ministerie kan daarbij worden geadviseerd door de directeur van de penitentiaire inrichting en door de reclassering.
  • De rechter stelt de proeftijd vast die is verbonden aan het voorwaardelijke deel van de straf. Deze proeftijd is ten minste gelijk aan de duur van het voorwaardelijke strafdeel maar duurt maximaal vier jaar. In bijzondere gevallen kan de proeftijd ten hoogste tien jaar duren. Op vordering van het openbaar ministerie kan de rechter de proeftijd (telkens) met twee jaar verlengen.
  • Aansluitend op de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke strafdeel kan het voorwaardelijke strafdeel of een gedeelte daarvan worden tenuitvoergelegd als daar binnen de door de wet gegeven randvoorwaarden reden voor is.
  • De rechter kan bepalen dat de voorwaarden en het toezicht die van toepassing zijn op het voorwaardelijke strafdeel, dadelijk uitvoerbaar zijn.
  • Wanneer de veroordeelde zich tijdens de proeftijd schuldig maakt aan het overtreden van de aan hem gestelde voorwaarde(n), dan beslist de rechter of het voorwaardelijke stafdeel alsnog (gedeeltelijk) ten uitvoer wordt gelegd.


Kamerstukken