Wetsvoorstel (26-04-2023) tot wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen houdende aanvullende maatregelen voor kinderen, ex-partners van gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag, nabestaanden van overleden gedupeerde aanvragers kinderopvangtoeslag en overleden kinderen (Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen)
—Dit voorstel beoogt te leiden tot aanvulling en afronding van het beleid ter herstel van de problemen met de kinderopvangtoeslag. In het wetsvoorstel wordt in de eerste plaats voorgesteld om de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) uit te breiden met maatregelen voor ex-toeslagpartners (ex-partners) van gedupeerde aanvragers van kinderopvangtoeslag. Op grond van de voorgestelde regelingen ontvangen ex-partners een forfaitaire compensatie van € 10.000 en indien nodig een aanvullende compensatie voor de werkelijke schade. Daarnaast wordt een aanpak voor (een deel van de) schulden voorgesteld. Ook wordt in voorgesteld de kindregeling uit te breiden naar kinderen en (voormalig) pleegkinderen van ex-partners. Deze kinderen hebben de moeilijke omstandigheden die werden veroorzaakt door de toeslagenproblematiek vaak meegemaakt. Daarnaast wordt voorgesteld om de Wht uit te breiden met maatregelen voor bepaalde nabestaanden in het geval een overleden gedupeerde aanvrager of overleden kind bij leven recht zou hebben gehad op compensatie of de tegemoetkoming van de kindregeling. Ter verbetering van de communicatie met (potentieel) gedupeerde ouders en versnelling van de uitvoering, introduceert het voorstel ten slotte nog twee maatregelen. Deze zien ten eerste op een bredere toepassing van het versturen van een vooraankondiging, met de mogelijkheid tot het geven van een zienswijze door de aanvrager: een aanvrager zal worden geïnformeerd over zowel een positieve als negatieve beslissing op een aanvraag tot compensatie door middel van een vooraankondiging (in de huidige situatie is dat alleen indien een compensatieberekening plaatsvindt in verband met gedupeerdheid). In de tweede plaats wordt voorgesteld om de zienswijzetermijn van zes weken te wijzigen in (minimaal) twee weken. Door aanvragers gedurende het proces eerder en beter te betrekken, is de verwachting dat er aan het einde minder behoefte bestaat aan een zienswijzetermijn van zes weken en een termijn van (minimaal) twee weken kan volstaan (een verzoek tot verlenging blijft mogelijk).
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft in haar advies naar aanleiding van het wetsvoorstel zoals dat aan haar was voorgelegd een aantal opmerkingen gemaakt. Volgens de Afdeling is bij de voorgestelde uitbreiding gekozen voor een grofmazige en ruimhartige opzet die echter gepaard gaan met een verdere toename van onevenwichtigheden en daarmee van (juridische) kwetsbaarheden. De Afdeling vraagt zich bovendien of de uitbreiding van groepen die voor herstel in aanmerking komen, niet zal leiden tot verdere vertragingen. Hetzelfde geldt ook daar waar het gaat om de uitbesteding van de afhandeling van werkelijke schade van ex-partners.
Het kabinet heeft daarop aangegeven bij elke regeling in dit wetsvoorstel te hebben bezien of de regeling zich richt op daadwerkelijk gedupeerden en of dit uitvoerbaar is. Voor een betere uitvoerbaarheid is bijvoorbeeld gekozen voor spreiding van aanvragen in de tijd en de uitbesteding van de uitvoering van de regeling voor aanvullende compensatie voor ex-partners. Bovendien vindt de uitvoering van het primaire proces van de nieuwe regelingen gescheiden plaats van de uitvoering van de compensatieregelingen voor aanvragers van kinderopvangtoeslag. Hiermee wordt gewaarborgd dat de uitvoering van de nieuwe regelingen niet ten koste gaat van de lopende regelingen.
De Afdeling maakte ook opmerkingen over de fictie bij de vormgeving van de ex-partnerregeling. Volgens de Afdeling wordt hiermee de spanning met het gelijkheidsbeginsel groter. Er worden voorzieningen, zoals kwijtschelding van schulden, geboden aan personen die in werkelijkheid geen gedupeerde zijn. Dat kan leiden tot meer aanvragen dan nu verwacht. Het kabinet is echter van mening dat alles afwegende, dit de best uitvoerbare manier is nu geen maatwerk hoeft te worden toegepast en in elk geval de zwaarst gedupeerde ex-partners in aanmerking komen.
Verder gaat de Afdeling onder meer in op de regeling voor nabestaanden van overleden kinderen; deze ziet niet meer op schadevergoeding maar uitsluitende op erkenning van leed. Daarvoor is een zelfstandige, overtuigende rechtvaardiging nodig als dringende verplichting van moraal en fatsoen. Het kabinet erkent dat met de regeling voor nabestaanden van een overleden kind afstand genomen lijkt te worden van de oorsprong van de hersteloperatie. Desalniettemin acht het kabinet dit in het kader van de hersteloperatie toeslagen gerechtvaardigd.
De memorie van toelichting is naar aanleiding van het advies aangevuld; de regelingen zijn verder gehandhaafd.