Wet van 19-02-2025, Stb. 2025, 62
Wet tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen
—De Tijdelijke wet Groningen regelt de publiekrechtelijke aanpak van de versterkingsopgave en de schadeafhandeling. De regeling voor de aanpak van de versterkingsopgave is aan de wet toegevoegd door de Wet van 19 april 2023 tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Stb. 2023, 164) en de novelle bij die wet ‘Verbetering uitvoerbaarheid’ (Stb. 2023, 165).
De wet biedt een publieke regeling met een transparant versterkingsproces voor gebouwen in Groningen. De rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, waaronder de gemeenten en de Minister van EZK, in mandaat uitgevoerd door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG), zijn vastgelegd en de positie van de eigenaar is verbeterd. Tevens zijn er maatregelen getroffen om de uitvoering te versnellen en bevat de wet de grondslag voor de heffing van de kosten van schadeherstel en versterking op de NAM.
Het eerste doel van onderhavige wet is het wegnemen van de volgende knelpunten. Het betreft de volgende omissies in de wet:
- de mogelijkheid ontbreekt om een woning, die is opgenomen in het loket-opname-op-verzoek traject, versneld te kunnen beoordelen als er sprake is van een situatie waarbij het gegronde vermoeden bestaat dat er sprake is van onveiligheid;
- er ontbreekt een grondslag op basis waarvan de Minister van EZK een besluit tot niet versterken kan nemen in het geval de eigenaar niet wil meewerken aan de voorbereiding van het versterkingsbesluit;
- de coördinatiebepaling die in de wet is opgenomen is onuitvoerbaar gebleken voor de NCG vanwege de publicatieplicht van besluiten;
- de mogelijkheid ontbreekt om in lijn met de gemaakte belangenafweging een herbeoordeling uit te voeren voor alle constructief verbonden gebouwen als één of meer eigenaren van een dergelijk gebouw een herbeoordeling wil.
Deze knelpunten worden ondervangen door:
- het inbouwen van een mogelijkheid voor het versneld beoordelen en mogelijk versterken van een gebouw dat is opgenomen in het traject van het ‘loket opname op verzoek’;
- het uitbreiden van de mogelijkheid voor de Minister van EZK om een besluit tot niet versterken te nemen in het geval de eigenaar niet wil meewerken aan voorbereiding van het versterkingsbesluit;
- het vervangen van de coördinatiebepaling door een verplichting tot het maken van afspraken in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Staat/NCG en de gemeenten in het aardbevingsgebied t.b.v. de coördinatie van besluiten rondom versterking van een gebouw;
- het opnemen van de mogelijkheid voor de Minister van EZK (in de praktijk: NCG) om een belangenafweging te maken rondom de herbeoordeling van een gebouw bij constructief verbonden gebouwen indien het versterkingsbesluit ambtshalve is genomen.
Daarnaast bevat de wet de volgende aanpassingen:
- een aantal wijzigingen in het artikel over de heffing van kosten op NAM om te verhelderen welke soort kosten onder de heffing vallen;
- een aanpassing inzake de verstrekking van historische schadedata door NAM aan de Minister van EZK;
- het schrappen van de verplichting voor de eigenaar van een gebouw tot het overdragen van de vordering op NAM (cessie) voor het versterken van zijn gebouw;
- het opnemen van een mogelijkheid tot verstrekken van een vergoeding aan de eigenaar van een gebouw voor overlast dan wel schade die volgt uit de opname (en beoordeling), in het geval het gebouw voldoet aan de veiligheidsnorm;
- een aanpassing inzake de verstrekking van de gegevens over gezondheid;
- het uitbreiden van het takenpakket van het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG);
- een aanpassing ter verduidelijking en verbreding van het artikel over juridische, bouwkundige en financiële bijstand voor eigenaren van een gebouw.
Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij KB te bepalen tijdstip. Enkele onderdelen treden in werking met ingang van 14 maart 2025 en werken terug tot en met 1 juli 2023.