Wet van 03-06-2023, Stb. 2023, 216 en inwerkingtredingsbesluit van 22-06-2023, Stb. 2023, 218

Wet tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in ­verband met herziening van het ­pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)

—De wet voorziet in een fundamentele herziening van het stelsel voor aanvullende pensioenen, ter uitvoering van de afspraken in het Pensioen­akkoord van juni 2019. Het doel is om een transparanter en meer persoonlijk (aanvullend) pensioenstelsel te realiseren dat beter aansluit bij maatschappelijke ontwikkelingen en de huidige arbeidsmarkt. Het nieuwe pensioenstelsel kent alleen nog maar premieregelingen met een leeftijdsonafhankelijke premie. Dat resulteert in een zogenoemde degressieve pensioenopbouw.

De uitkeringsovereenkomst en de financiering daarvan met de zogenoemde doorsneesystematiek in het huidige pensioenstelsel verdwijnen. Voorts worden regels gesteld voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Met ingang van 1 juli 2023 is de transitieperiode begonnen en deze zal voortduren tot 1 januari 2028 (daarvoor is nog een wetswijziging nodig). In deze periode zullen de sociale partners en pensioenuitvoerders alle regelingen op zorgvuldige wijze om moeten zetten en deelnemers en pensioengerechtigden daar op adequate wijze in meenemen. De wet geeft regels over de inbreng in de nieuwe regelingen van het vermogen dat onder de bestaande regelingen is opgebouwd (‘invaren’). Verder geldt er in de transitieperiode een afwijkend financieel toetsingskader. Tot slot worden ook de fiscale regels aangepast aan het nieuwe stelsel en de transitie, onder meer om de fiscale regels over pensioenen minder afhankelijk te laten zijn van de vorm waarin arbeid wordt verricht, zoals loondienst of arbeid als ondernemer.

De wet voorziet daarnaast in experimenten voor aanvullende pensioenopbouw door zelfstandigen, in afschaffing van de wachttijd voor uitzendwerknemers en in standaardisering van het nabestaandenpensioen met de mogelijkheid (opt-in) van ­vrijwillige voortzetting van partnerpensioen op risicobasis. Ook voorziet de wet in de oprichting van een permanente geschilleninstantie die zal voorzien in (laagdrempelige) geschillenbeslechting en bindend advies kan geven.

In het kort zijn de doelen die de regering met de stelselherziening nastreeft het pensioenstelsel aanpassen aan gewijzigde maatschappelijke voorkeuren en financiële omstandigheden en aan de manier waarop we in de 21e eeuw leven en werken. Op dit moment zijn de hoofdlijnen van ons pensioenstelsel nog steeds gebaseerd op de inrichting van de samenleving, de voorkeuren van werkgevers en werknemers en de resultaten op de financiële markten in de twintigste eeuw.

De wet schept een nieuw kader voor pensioencontracten. De kern hiervan is de verplichte overstap naar een nieuwe manier van pensioen opbouwen. Deze overstap ziet in de eerste plaats op het type pensioencontract. Van de drie contracttypen die de Pensioenwet nu onderscheidt, te weten de uitkeringsovereenkomst, de kapitaalovereenkomst en de premieovereenkomst, blijft na de transitiefase voor nieuwe pensioenopbouw alleen het laatste type over. De premieovereenkomst kent verschillende verschijningsvormen die onderling vooral verschillen in het moment waarop en de mate waarin risico’s, die inherent zijn aan pensioenopbouw, worden verzekerd of collectief worden gedeeld. Het pensioen wordt straks beweeglijker en de verwachting is dat het beter aan zal sluiten bij de economische ontwikkelingen. Als het goed gaat met de economie, dan gaat het verwachte pensioen of de uitkering omhoog. Gaat het economisch slechter, dan kan het omlaag gaan. In de pensioencontracten wordt echter beter aangesloten bij de risicohouding van de deelnemers. Jongeren hebben de tijd om meevallers en tegenvallers in de beleggingen op te vangen. Naarmate je ouder wordt, is er minder ruimte om deze tegenvallers op te vangen. Daarom zal de beweeglijkheid van de uitkering minder groot worden als je (bijna) met pensioen bent. Overigens is er ook een begrenzing opgenomen van de blootstelling aan beleggingsrisico bij jongeren op 150%.

De manier waarop pensioen opgebouwd gaat worden, wijzigt in de tweede plaats door de afschaffing van de doorsneesystematiek. Met deze wet kiest de regering voor een systematiek met leeftijdsonafhankelijke premies en een daarbij passende, actuarieel neutrale pensioenopbouw. Afschaffing van de doorsneesystematiek moet een einde maken aan de herverdeling van jongeren naar oudere deelnemers en van laagopgeleiden naar hoogopgeleiden. De overstap op een actuariële neutrale pensioenopbouw neemt verder belemmeringen weg voor een wisseling van baan of van arbeidsvorm. Met de afschaffing van de doorsneesystematiek wordt pensioenopbouw meer op de persoon toegesneden.

Inwerkingtreding

Inwerkingtreding met ingang van 01-07-2023 (met uitzondering van een aantal artikelen).

Kamerstukken