Besluit van 26-01-2017, Stb. 2017, 29

Besluit houdende regels voor de inrichting van en de orde tijdens het politieverhoor waaraan de raadsman deelneemt (Besluit inrichting en orde politieverhoor)

—Dit besluit betreft uitvoering van artikel 28d, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering zoals dat met de inwerkingtreding van de wet van 17 november 2016, houdende implementatie van Richtlijn nr. 2013/48/EU van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU L 294), Stb. 2016, 475, in dat wetboek zal worden opgenomen. In het vierde lid van artikel 28d Sv is voorzien in een wettelijke grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels te kunnen stellen over de inrichting van en de orde tijdens het verhoor waaraan ook de raadsman deelneemt. Het voorliggende besluit bevat deze regels. Het betreft een kader van minimumnormen waarbinnen de aan het verhoor deelnemende personen hun rol kunnen vervullen. Als leider van het verhoor kan de verhorende ambtenaar besluiten de raadsman gelegenheid te geven vaker te interveniëren dan dit besluit bepaalt. Als het naar het oordeel van de verhorende ambtenaar doelmatig en redelijk is dan kan hij een ruimere inbreng door de raadsman tijdens het verhoor toestaan.

Eerste uitgangspunt van deze regeling is dat geen regels worden voorzien over de wijze waarop de raadsman rechtsbijstand verleent; dat is aan de raadsman zelf. Wel worden enkele algemene regels voorzien die betrekking hebben op de inrichting van en de orde tijdens het verhoor. Die regels kunnen onder omstandigheden een zekere begrenzing meebrengen van de wijze waarop rechtsbijstand wordt verleend. Het gaat echter om begrenzingen die, aldus het kabinet, worden gerechtvaardigd door het belang van een ordelijk verloop van het verhoor, en die, in lijn met de richtlijn op dit punt, aan de daadwerkelijke uitoefening en essentie van het recht op rechtsbijstand tijdens het verhoor geen afbreuk doen. Een volgend uitgangspunt houdt in dat de verhorende ambtenaar de leiding heeft over het verhoor en de orde binnen het verhoor en de verhoorruimte handhaaft. Wat betreft de inrichting van het verhoor wordt het uitgangspunt gehanteerd dat de raadsman in de verhoorruimte zo veel mogelijk naast de verdachte plaats neemt. De verhorende ambtenaar zit in de verhoorruimte zo veel mogelijk tegenover de verdachte en zijn raadsman.

De verdachte beantwoordt in principe de hem gestelde vragen zelf. Die beantwoording kan in voorkomende gevallen er ook uit bestaan dat de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept. De raadsman is niet bevoegd om de vragen die door de verhorende ambtenaar aan de verdachte worden gesteld, namens deze te beantwoorden, tenzij de verhorende ambtenaar en de verdachte daarmee instemmen. Verder kan de raadsman in beginsel – op een paar uitzonderingen na – alleen direct na aanvang van het verhoor en direct voor afloop van het verhoor opmerkingen maken en vragen stellen. Hij heeft niet de bevoegdheid zelf de verdachte te ondervragen. De raadsman heeft de bevoegdheid om te verzoeken om onderbreking van het verhoor (in aanvulling op de in artikel 28d, eerste lid, derde volzin, Sv opgenomen – en aldaar aan voorwaarden gebonden bevoegdheid) om de verhorende ambtenaar erop opmerkzaam te maken dat de verdachte een hem gestelde vraag niet begrijpt, om de verhorende ambtenaar er op attent te maken dat deze het voorschrift van artikel 29, eerste lid, Sv (pressieverbod) niet in acht neemt en om deze er op te attenderen dat de fysieke of psychische gesteldheid van de verdachte zodanig is dat deze een verantwoorde voortzetting van het verhoor verhindert.

Uitgangspunt is ten slotte dat de raadsman bij de rechtsbijstandverlening niet buiten de hem in dit besluit gegeven bevoegdheden treedt en van deze bevoegdheden geen onredelijk gebruik maakt. Wanneer de raadsman buiten zijn bevoegdheden treedt of daarvan een onredelijk gebruik maakt, dan wel de orde verstoort, kan de hulpofficier van justitie hem bevelen zich uit de verhoorruimte te verwijderen (na een waarschuwing).


Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 20-02-2017, Stb. 2017, 66

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 17 november 2016, houdende implementatie van Richtlijn nr. 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PbEU 2013, L 294) (Stb. 2016, 475), van de wet van 17 november 2016, houdende wijziging van het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met aanvulling van bepalingen over de verdachte, de raadsman en enkele dwangmiddelen (Stb. 2016, 476) en van het besluit van 26 januari 2017, houdende regels voor de inrichting van en de orde tijdens het politieverhoor waaraan de raadsman deelneemt (Besluit inrichting en orde politieverhoor) (Stb. 2017, 29)

—De wetten en het besluit treden achtereenvolgens inwerking met ingang van 01-03-2017.