Wet van 11-07-2018, Stb. 2018, 245 

Wet houdende wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met het aanbrengen van enkele moderniseringen

—De wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33), in de praktijk aangeduid als de ‘Wet ministeriële verantwoordelijkheid’ (hierna: Wmv), regelt op hoofdlijnen met name de door de Tweede Kamer te volgen procedure bij het komen tot een beslissing door die Kamer over de vervolging van bewindspersonen en Kamerleden wegens ambtsdelicten. Deze wet bevat een reeds in de brieven van 23 december 2016 aangekondigde beperkte modernisering van die regeling. De voorbereiding van een meer fundamentele herziening is in handen gelegd van een onafhankelijke commissie onder voorzitterschap van de heer Fokkens, voormalig procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Een aantal van de moderniseringen van de Wmv die in deze wet hun beslag krijgen, zijn:

  • Aanpassing van alle bepalingen aan de geldende spelling en hedendaagse terminologie en aan de inhoud en terminologie van de huidige Grondwet; invoering van geslachtsneutrale aanduidingen.
  • Overzichtelijkere indeling.
  • Een duidelijkere regeling in de Wmv van haar reikwijdte: De wet betreft niet alleen ambtsdelicten van Ministers die aan het hoofd staan van een ministerie, maar ook van Ministers zonder portefeuille, Staatssecretarissen en leden van de Staten-Generaal. Die worden volgens de wet duidelijkheidshalve rechtstreeks in de Wmv genoemd. En de regeling betreft niet alleen ambtsmisdrijven maar ook ambtsovertredingen.
  • De Wet op de parlementaire enquête 2008 (Wpe) wordt niet meer integraal van toepassing verklaard op de procedure bij de commissie van onderzoek. Buiten toepassing blijven de hoofdstukken die strijdig zijn met de Wmv of die geen betekenis hebben voor de Wmv. Dit betekent onder meer dat niet langer sprake is van een verbod om verslagen van onder ede gehouden verhoren als bewijs te gebruiken in een strafrechtelijke procedure.

Verder wordt buiten twijfel gesteld dat het recht van de betrokkene om geen medewerking te verlenen aan de commissie prevaleert boven de medewerkingsplicht uit de Wpe. Hetzelfde geldt voor het familiaal verschoningsrecht.

Ook is de toepasselijkheid van de archiefbepalingen uit de Wpe geschrapt, die inhoudt dat na afloop van het onderzoek alle stukken aan alle Kamerleden ter inzage moeten worden gegeven en daarmee dus feitelijk openbaar worden. Deze schrapping is nodig in verband met de vereiste vertrouwelijkheid van strafvorderlijke gegevens.


Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 07-09-2018, Stb. 2018, 312

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van (o.a.) de Wet van 11 juli 2018, houdende wijziging van de wet van 22 april 1855, houdende regeling der verantwoordelijkheid van de Hoofden der Ministeriële Departementen (Stb. 1855, 33) en aanpassing van daarmee verband houdende bepalingen in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met het aanbrengen van enkele moderniseringen (Stb. 2018, 245)

De wet treedt in werking met ingang van 19-09-2018.


Kamerstukken