Wet van 06-06-2023, Stb. 2023, 186 en inwerkingtredingsbesluit van 06-06-2023, Stb. 2023, 188

Wet houdende wijziging van onder meer de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs, de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd en de verruiming van de 1-februariregeling voor ho-studenten die zijn doorgestroomd vanuit het mbo (Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs)

—Met deze wet wordt in het hoger onderwijs de basisbeurs opnieuw in het studiefinancieringsstelsel ingevoerd. Voor de studenten met ouders die een middeninkomen verdienen wordt de aanvullende beurs bovendien uitgebreid. Hierdoor zullen meer studenten aanspraak kunnen maken op een aanvullende beurs. De wet bevat daarnaast een grondslag voor een financiële tegemoetkoming voor de generatie die tijdens het leenstelsel heeft gestudeerd. Die tegemoetkoming bedraagt € 1.436 per student, op basis van een vierjarige opleiding. Met deze wet wordt daarnaast de bijverdiengrens in het mbo afgeschaft en worden de terugbetalingsvoorwaarden in het mbo gelijkgetrokken met de voorwaarden zoals deze al gelden voor studenten in het hoger onderwijs. Ook voorziet de wet in een verruiming van de zogenoemde 1-februariregeling, voor een specifieke groep studenten, om zo een mogelijke belemmering voor doorstromers uit het mbo naar het hbo weg te nemen.

Studenten ontvangen op basis van de nieuwe regeling in principe een basisbeurs gedurende de nominale duur van hun opleiding. De basisbeurs gaat gelden voor alle studenten die in studiejaar 2023-2024 studeren en aan de gestelde voorwaarden voldoen. De basisbeurs wordt verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs. Dit betekent dat als de student binnen 10 jaar na voor het eerst studiefinanciering te hebben ontvangen een diploma haalt, de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift. Behaalt de student niet tijdig of geen diploma, dan blijft de prestatiebeurs een lening en zal deze volgens de sociale terugbetaalvoorwaarden moeten worden terugbetaald. Voor de hoogte van de basisbeurs wordt onderscheid gemaakt tussen uit- en thuiswonende studenten. Een uitwonende student in het hoger onderwijs ontvangt maandelijks € 274,90 aan basisbeurs en een thuiswonende student ontvangt € 110,30 (prijspeil 2023). Deze bedragen worden jaarlijks geïndexeerd. Een uitwonende ho-student kan straks maximaal – het gecombineerde bedrag van basisbeurs, aanvullende beurs en basislening – € 957,87 ontvangen van DUO. Een thuiswonende student kan maximaal € 793,27 ontvangen.

Inwerkingtreding

Inwerkingtreding met ingang van 09-06-2023 (voor het eerst van toepassing in het studiejaar 2023/2024).

Inwerkingtredingsbesluit van 05-07-2024, Stb. 2024, 217

Besluit van 5 juli 2024, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 26 juni 2024 tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs (Stb. 2024, 200) en houdende wijziging van het Besluit van 6 juni 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs (Stb. 2023, 186) en het Besluit van 6 juni 2023 (Stb. 2023, 188) tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs en houdende vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel 12.15, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000

—Artikel 1, onderdeel d, van het inwerkingtredingsbesluit (Stb. 2023, 186) met betrekking tot de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs (Stb. 2023, 186) komt te luiden:

d. artikel I, onderdeel Y, voor zover het betreft artikel 12.30, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat artikel 12.30, derde en zesde lid, terugwerkt tot en met 1 september 2023.

Daarmee kan de tegemoetkoming voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd, reeds per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 worden geïndexeerd.

Kamerstukken