Wet van 29-01-2025, Stb. 2025, 38
Wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van Verordening (EU) 2023/2631 betreffende Europese groene obligaties en optionele openbaarmakingen voor obligaties die als ecologisch duurzame obligaties op de markt worden gebracht en voor aan duurzaamheid gekoppelde obligaties (Uitvoeringswet verordening Europese groene obligaties)
—De verordening Europese groene obligaties is bedoeld om de interne markt en de kapitaalmarktunie beter te benutten om bij te dragen aan de klimaat- en milieudoelstellingen van de Unie overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs van 2016 inzake klimaatverandering en de Europese Green Deal. De verordening heeft tot doel investeringen in duurzame activiteiten te stimuleren door de invoering van geharmoniseerde normen voor ecologisch duurzame obligaties. De verordening stelt eisen aan instellingen die willen voldoen aan de EU-standaard en een duurzame obligatie willen uitgeven met het label ‘Europese groene obligatie’ of ‘EuGB’. De verordening is vanaf 21 december 2024 van toepassing. De verordening biedt een kader voor alle uitgevende instellingen van groene obligaties met inbegrip van uitgevende instellingen uit de publieke en particuliere sector en zowel financiële als niet-financiële ondernemingen. Een uitgevende instelling die een Europese groene obligatie wil uitgeven dient een factsheet op te stellen. Een externe toetsingsinstantie dient voor uitgifte van de obligatie te controleren of die is opgesteld en of de Europese groene obligatie voldoet aan de eisen zoals opgenomen in de verordening. De opbrengsten van deze obligatie moeten worden geïnvesteerd in duurzame economische activiteiten die vallen onder de EU taxonomievereisten. De uitgevende instelling dient jaarlijks een toewijzingsverslag op te stellen waarin wordt aangegeven hoe de opbrengsten van de obligatie worden toegewezen aan op de taxonomie afgestemde projecten. De externe toetsingsinstantie toetst deze. De uitgevende instelling dient de toewijzingsverslagen te publiceren. Om transparantie richting beleggers te verbeteren moeten uitgevende instellingen ook het milieueffect van hun obligaties bekendmaken door, ten minste eenmaal tijdens de looptijd van de obligatie en na de volledige toewijzing van de opbrengsten van dergelijke obligaties, een impactverslag te publiceren. De verordening bevat twee lidstaatopties. Artikel 49, vijfde lid, van de verordening betreft de lidstaatoptie om in aanvullende sancties of maatregelen te voorzien en hogere bestuurlijke boetes vast te stellen. Voor wat betreft de hoogte van de bestuurlijke boetes is met deze wet gebruik gemaakt van deze lidstaatoptie. Aangesloten wordt bij de bestaande hoogte van de bestuurlijke boetes (boetecategorie 2 is maximum € 1.000.000). De toezichthouders kunnen bovendien op grond van artikel 1:83 Wft in afwijking van artikel 1:81 Wft een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste driemaal het bedrag van het voordeel dat de overtreder door de overtreding heeft gekregen. In het Besluit EU-verordeningen Wft zal de AFM worden aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van deze verordening en worden belast met de uitvoering en handhaving van de bij of krachtens deze verordening gestelde regels. Voor bepaalde gesecuritiseerde Europese Groene Obligaties zal de Nederlandsche Bank (DNB) worden aangewezen als bevoegde autoriteit. Met deze wet worden de bevoegdheden voor de toezichthouders die de verordening voorschrijft, maar die nog geen onderdeel zijn van het handhavingsinstrumentarium in de Wft daar alsnog in opgenomen.
AFM en DNB beschikken op grond van deze wet over een aantal specifieke handhavingsbevoegdheden, zoals het schorsen of verbieden van de aanbieding van Europese groene obligaties of de toelating daarvan tot de handel op een gereglementeerde markt. AFM en DNB kunnen een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen indien de uitgevende instelling geen gevolg geeft aan een door de toezichthouder op grond van deze handhavingsbevoegdheden opgelegde verplichting.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.