Wet van 22 juni 2022, Stb. 2022, 276
Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter bevordering van innovatie van verschillende onderwerpen in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering (Innovatiewet Strafvordering)
—Sinds 2014 worden in het kader van het programma modernisering Wetboek van Strafvordering de voorbereidingen getroffen voor een nieuw Wetboek van Strafvordering. Deze wet wijzigt het huidige Wetboek van Strafvordering, zodat met enkele (mogelijke) onderdelen van het nieuwe Wetboek van Strafvordering gedurende enige tijd in de praktijkervaring kan worden opgedaan.
Deze wet introduceert een tijdelijk wettelijk kader om:
- een voorziening te introduceren voor de rechter in eerste aanleg of hoger beroep om de Hoge Raad prejudiciële vragen te kunnen stellen in strafzaken;
- te voorzien in een regeling dat na inbeslagneming van een geautomatiseerd werk later binnenkomende berichten voor een bepaalde periode kunnen worden onderzocht in het kader van de opsporing;
- in het kader van de opsporing netwerkzoeking na inbeslagneming mogelijk te maken;
- audiovisuele opnamen onder voorwaarden te kunnen gebruiken als vervanging van een volledig proces-verbaal en daarmee onderdeel te maken van de verslaglegging van bijvoorbeeld verhoren of van de terechtzitting en het erkennen van audiovisuele opnamen als wettig bewijsmiddel;
- de mogelijkheid te bieden dat een aantal lichtere opsporingsbevoegdheden door de hulpofficier van justitie kan worden uitgeoefend; en
- te regelen op welke wijze mediation kan plaatsvinden na aanvang van het onderzoek op de terechtzitting.
De projecten worden door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) gedurende de looptijd van de pilotprojecten gemonitord en geëvalueerd. De inhoud van deze wet kent een maximale duur van drie jaren. Met deze horizonbepaling wordt het tijdelijke en experimentele karakter van de regelgeving tot uitdrukking gebracht.
Bij nota van wijziging (nr. 10) is nog toegevoegd dat alleen gekwalificeerde hulpofficieren minder ingrijpende strafvorderlijke bevoegdheden, die nu aan de officier van justitie zijn voorbehouden, kunnen uitoefenen. Alleen zij zullen daartoe worden aangewezen. Er kunnen regels worden gesteld over de aanwijzing van een hulpofficier van justitie voor het uitoefenen van die bevoegdheden. Verder zijn de ressorten toegevoegd en kan het geografisch toepassingsbereik van bepaalde pilots dus worden beperkt tot de aangewezen arrondissementen en ressorten.
Door de Tweede Kamer zijn negen amendementen aangenomen:
- Nr. 12 over verduidelijking van de procedures en termijnen bij toepassing van artikel 556 Sv.
- Nr. 13 over verduidelijking van de procedures en termijnen bij toepassing van artikel 557 Sv.
- Nr. 14 over de mogelijkheid de termijn voor toepassing van artikel 556 Sv steeds te verlengen met maximaal drie maanden.
- Nr. 15 over de mogelijkheid de termijn voor toepassing van artikel 557 Sv steeds te verlengen met maximaal drie maanden.
- Nr. 17 over de eindezaakverklaring na een geslaagde mediation.
- Nr. 20 dat regelt dat bij de inzet van de bevoegdheid uit artikel 556 Sv ook voor de periode van drie dagen een machtiging van de rechter-commissaris nodig is.
- Nr. 21 over een machtiging van de rechter-commissaris voor de eerste drie dagen bij artikel 557.
- Nr. 22 over het beperken van de verlenging in amendement 14 tot maximaal zes maanden.
- Nr. 23 over het beperken van de verlenging in amendement 15 tot maximaal zes maanden.
Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Inwerkingtredingsbesluit van 15 september 2022, Stb. 2022, 362
Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Innovatiewet Strafvordering (Stb. 2022, 276) en het Besluit innovatie strafvordering (Stb. 2022, 352)
—De Innovatiewet Strafvordering en het Besluit innovatie strafvordering treden in werking met ingang van 1 oktober 2022.
Kamerstukken
- TK 2020/21, 35 869, nr. 1
- TK 2020/21, 35 869, nr. 2
- TK 2020/21, 35 869, nr. 3
- TK 2020/21, 35 869, nr. 4
- TK 2020/21, 35 869, nr. 5
- TK 2021/22, 35 869, nr. 6
- TK 2021/22, 35 869, nr. 7
- TK 2021/22, 35 869, nr. 8
- TK 2021/22, 35 869, nr. 9
- TK 2021/22, 35 869, nr. 10
- TK 2020/21, 35 869, nr. 12
- TK 2020/21, 35 869, nr. 13
- TK 2020/21, 35 869, nr. 14
- TK 2020/21, 35 869, nr. 15
- TK 2020/21, 35 869, nr. 17
- TK 2021/22, 35 869, nr. 20
- TK 2021/22, 35 869, nr. 21
- TK 2021/22, 35 869, nr. 22
- TK 2021/22, 35 869, nr. 23
- TK 2021/22, 35 869, nr. 24
- TK 2021/22, 35 869, nr. 25
- TK 2021/22, 35 869, nr. 26
- EK 2021/22, 35 869, nr. A
- EK 2021/22, 35 869, nr. B
- EK 2021/22, 35 869, nr. C
- EK 2021/22, 35 869, nr. D