Wet van 22-01-2014, Stb. 2014, 40

Wet tot wijziging van de Wet van 2 juli 2003 tot uitvoering van de Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 12) in verband met de herschikking van die Verordening ingevolge Verordening (EU) nr. 1215/2012 van de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PbEU L 351) (Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano)

—De Brussel I Verordening regelt welke rechter binnen de Europese Unie bevoegd is om kennis te nemen van een tussen partijen gerezen geschil op burgerrechtelijk en handelsrechtelijk gebied. De Brussel I Verordening regelt in aansluiting daarop ook de erkenning en tenuitvoerlegging van een beslissing uit de ene lidstaat in een andere lidstaat van de Europese Unie. Daarmee is de Brussel I Verordening de hoeksteen voor de civielrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. De Europese Commissie heeft 14 december 2010 een voorstel gepresenteerd dat strekt tot herschikking van de Brussel I Verordening. Op 12 december 2012 is de herschikking van de verordening tot stand gekomen (PbEU L 351). De herschikte verordening is op 10 januari 2013 in werking getreden en is, met uitzondering van twee informatiebepalingen die een jaar eerder van toepassing worden, per 10 januari 2015 van toepassing. De verordening is in al haar onderdelen verbindend en rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten (met uitzondering van Denemarken) overeenkomstig artikel 288 van het VWEU. De in hoofdstuk III van de verordening opgenomen regeling betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van de door de verordening bestreken beslissingen behoeft uitwerking in het interne recht van de lidstaten. Deze wet voorziet daarin. Voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen uit andere lidstaten is niet langer een exequatur vereist. Degene tegen wie zo’n beslissing wordt ten uitvoer gelegd kan daartegen een rechtsmiddel instellen. De rechtsmiddelen die kunnen worden ingesteld, stemmen overeen met de rechtsmiddelen die tegen een exequatur konden worden ingesteld. De weigeringsgronden kunnen in twee feitelijke instanties en in cassatie worden ingeroepen. In de Memorie van Toelichting wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de werkingssfeer van de verordening (paragraaf 2), jurisdictie (paragraaf 3), forumkeuze (paragraaf 4), erkenning en tenuitvoerlegging (paragraaf 5) en overige wijzigingsvoorstellen (paragraaf 6). In die paragrafen worden de belangrijkste wijzigingen in de Brussel I verordening toegelicht. In hoofdstuk II Bevoegdheid van de Brussel I Verordening is vastgehouden aan de bestaande hoofdregel dat de rechter alleen maar bevoegd is van zo’n geschil kennis te nemen als de verweerder op het grondgebied van de Europese Unie woonachtig is. Naast de thans reeds bestaande uitzonderingen op de hoofdregel ten aanzien van exclusieve bevoegdheid (art. 22) en expliciete forumkeuze (art. 23) worden in de Brussel I Verordening twee nieuwe uitzonderingen op de voornoemde hoofdregel doorgevoerd om economisch kwetsbare rechtssubjecten, te weten: consumenten en werknemers, te beschermen. De Brussel I Verordening regelt dat Europese consumenten en werknemers altijd een bevoegde rechter in de Europese Unie kunnen vinden op grond van de verordening, ook als hun wederpartij niet op het grondgebied van de EU woonachtig is (art. 6 jo artikel 18, eerste lid, resp. art. 21, tweede lid, van de Brussel I Verordening). Nieuw is verder dat in art. 7, vierde lid, van de Brussel I Verordening wordt geregeld dat ten aanzien van een eigendomsvordering tot teruggave van een cultuurgoed in de zin van artikel 1, punt 1, van Richtlijn 93/7/EEG, ingesteld door degene die een eigendomsrecht op zodanig goed stelt te hebben, het gerecht van de plaats waar het goed zich bevindt op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, als bevoegde rechter wordt aangewezen. Dat betekent dat niet alleen de rechter van de woonplaats van de verweerder bevoegd is. Ook de rechter van de plaats waar de voorwerpen zich bevinden is bevoegd. De Brussel I Verordening regelt de forumkeuze thans dusdanig dat er geen strijd met het Haags Forumkeuzeverdrag bestaat. Op de voorrangsregel voor de exclusieve forumkeuzerechter is een uitzondering gemaakt voor de zwakkere justitiabelen. Voor verzekeringnemers, consumenten en werknemers blijft de hoofdregel van kracht zodat zij door een forumkeuze niet kunnen worden afgehouden van de rechter die bevoegd is op grond van het bepaalde in de afdelingen 3, 4 en 5 van de Brussel I Verordening omdat het aldaar bepaalde ertoe strekt hen te beschermen. Voor de tenuitvoerlegging van een beslissing uit een andere lidstaat was steeds een verlof tot tenuitvoerlegging vereist in het land van tenuitvoerlegging. Het verlof, of exequatur, is afgeschaft. Een in een lidstaat gegeven beslissing die in die lidstaat uitvoerbaar is, is in andere lidstaten uitvoerbaar zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid is vereist (art. 39). Degene tegen wie een vonnis uit een andere lidstaat ten uitvoer wordt gelegd, kan daartegen een rechtsmiddel instellen. Net als onder de oorspronkelijke Brussel I Verordening wordt het rechtsmiddel ingesteld in de lidstaat van tenuitvoerlegging. De gronden om tegen een beslissing uit een andere lidstaat op te komen, zijn grosso modo ongewijzigd.


Inwerkingtreding

Inwerkingtredingsbesluit van 15-12-2014, Stb. 2014, 541

Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van (o.a.) de Uitvoeringswet EU-executieverordening en Verdrag van Lugano)

— De wet treedt in werking m.i.v. 10-01-2015.
 

Kamerstukken