Besluit van 26-11-2021, Stb. 2021, 593
Besluit tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit sociale-zekerheidswetten, het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen en enkele andere besluiten in verband met de invoering van de Wet betaald ouderschapsverlof waarin is geregeld dat een werknemer recht heeft op een uitkering tijdens het ouderschapsverlof
—Vanaf 2 augustus 2022 krijgen werknemers op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo), zoals gewijzigd door de Wet betaald ouderschapsverlof (WBO), recht op een uitkering als zij ouderschapsverlof opnemen. Dit recht geldt voor de werknemer die in familierechtelijke betrekking staat tot het kind alsmede voor de werknemer die blijkens de basisregistratie personen op hetzelfde adres woont als het kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van het kind als een eigen kind op zich heeft genomen. De totale omvang van het ouderschapsverlof bedraagt 26 maal de wekelijkse arbeidsduur en het kan opgenomen worden tot aan de dag waarop het kind de leeftijd van 8 jaar bereikt. Tijdens het ouderschapsverlof bestond voor de WBO geen wettelijk recht op loondoorbetaling. In de WBO is geregeld dat de werknemer die ouderschapsverlof opneemt gedurende negen weken recht heeft op een uitkering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ter hoogte van 50% van het (maximum)dagloon. Dit recht bestaat alleen als het verlof wordt opgenomen vóór de datum waarop het kind de leeftijd van een jaar bereikt.
Het voorliggende besluit voorziet in een technische maar wel zeer relevante aanpassing van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten en het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen. In beide besluiten moet worden geregeld wat onder uitkering of verlof wordt verstaan als de betrokkene respectievelijk een uitkering of verlof geniet op grond van de WBO opdat het betaalde ouderschapverlof alleen de bedoelde gevolgen heeft. In het AIB moet bijvoorbeeld expliciet worden geregeld dat het verlof op grond van de WBO niet als verlof wordt aangemerkt. Het AIB kent namelijk aparte bepalingen als iemand verlof opneemt. Deze regelen dat bij verlof als inkomen (uit arbeid) wordt aangemerkt het inkomen (uit arbeid) dat de betrokkene heeft genoten in het aangiftetijdvak voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin het verlof aanving. Om te voorkomen dat bij het wettelijk betaald ouderschapsverlof tweemaal een inkomen (uit arbeid) wordt verrekend (één maal omdat de betrokkene een uitkering ontvangt en één maal omdat de betrokkene met verlof is), is geregeld dat het wettelijk betaald ouderschapsverlof niet als verlof wordt aangemerkt.
Wat betreft het Dagloonbesluit moet het wettelijk betaald ouderschapsverlof wél onder de werkingssfeer van de begripsbepaling van verlof vallen en dat doet het ook al. Daar zijn nog enkele technische aanpassingen vereist.
Inwerkingtreding met ingang van 02-08-2022.