Wet van 27-11-2013, Stb. 2013, 485
Wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht
—Deze wet strekt tot invoering van een adolescentenstrafrecht. De wet gaat uit van de mogelijkheid om een sanctie uit het gewone strafrecht toe te passen bij een minderjarige en een sanctie uit het meer pedagogische sanctiepakket van het jeugdstrafrecht bij een jongvolwassene. Hij gaat uit van maximale flexibiliteit rond de leeftijdsgrens van 18 jaar. Daarbij wordt het volledige sanctiepakket uit het jeugdstrafrecht en het gewone strafrecht voor de bestraffing van criminele adolescenten beschikbaar gesteld. Onder adolescenten worden hier verstaan jeugdigen en jongvolwassenen in de leeftijd van 15 tot 23 jaar. Zij delen kenmerkende eigenschappen. Juist in deze leeftijd komt specifiek risicogedrag voor en een wezenlijke psychologische ontwikkeling ter voorkoming van dat gedrag treedt pas na het 18de levensjaar op. De basis van deze wet wordt gevormd door de wijziging van artikel 77c Sr en de wijzigingen in artikel 63 Sv inzake de voorlopige hechtenis. De kern van deze aanpassingen is dat de officier van justitie bij de vordering inbewaringstelling al in overweging kan nemen of recht moet worden gedaan volgens artikel 77c Sr. Dat artikel maakt het mogelijk om op jongvolwassenen het dadergerichte pedagogische jeugdstrafrecht toe te passen. In dat artikel wordt de leeftijdsgrens van 21 te verhoogd naar 23 jaar. De wet gaat er daarnaast van uit dat vrijheidsbenemende sancties worden tenuitvoergelegd in een justitiële jeugdinrichting. Ten behoeve van de rechterlijke oordeelsvorming zal de ontwikkelingsfase van de adolescent nadrukkelijker aan de orde worden gesteld in de (gedragsdeskundige) advisering over de persoonlijkheid van de verdachte en diens leefomstandigheden. Het adolescentenstrafrecht krijgt vorm binnen de grenzen die worden gesteld door het VN-Verdrag voor de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) en de voorbehouden die daarbij door Nederland zijn gemaakt. Ook bij de maatregelen uit het jeugdstrafrecht die geen vrijheidsbeneming met zich brengen, krijgen de maatschappelijke veiligheid en de bescherming van slachtoffers meer nadruk. De bredere toepassing van elektronisch toezicht en het gebruik van locatiegeboden en –verboden zijn hieraan dienstbaar. Daarnaast vormt de onderlinge afbakening van sancties voor adolescenten onderwerp van de wet. Waar het voor jeugdigen en jongvolwassenen beschikbare sanctiepakket wordt verbreed, komt een scherpere afbakening van de sancties onderling de voorgestelde dadergerichte aanpak ten goede, zo is de gedachte. In het jeugdsanctiestelsel wordt ook in andere wijzigingen voorzien. Met de wijzigingen in de artikelen 77x en 77z Sr, die zien op de voorwaardelijke jeugdsancties, wil de wet de onderlinge samenhang in het sanctiestelsel voor jeugdigen, jongvolwassenen en volwassenen verder vergroten. Daarbij worden de voorwaarden, die aan een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie kunnen worden gesteld, in de wet opgesomd. Vooruitlopend op het concept-wetsvoorstel tot invoering van een maatregel tot terbeschikkingstelling aan het onderwijs (TBO) wordt het volgen van onderwijs van deze voorwaarden alvast onderdeel gemaakt.
Een aanscherping van het jeugdstrafrecht wordt gerealiseerd met de beperking van de mogelijkheden tot het opleggen van een taakstraf aan jeugdigen. Hiervoor is aangesloten bij de Wet beperking oplegging taakstraffen. Ook voor wat betreft de aan adolescenten op te leggen maatregelen houdt de wet wijzigingen in. In artikel 77w Sr is de regeling voor het opleggen van de maatregel betreffende het gedrag (GBM) neergelegd. De wet bevat de mogelijkheid deze uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Een belangrijk onderscheidend element van de pij-maatregel blijft daarbij overigens bestaan. Deze pij-maatregel wordt opgelegd in die gevallen waarin, naast de behandeling van de jeugdige of jongvolwassenen, ook de (voortdurende) vrijheidsbeneming geboden is. Met wijzigingen in artikel 77s Sr komt dit duidelijker in de voorwaarden voor het opleggen van deze maatregel tot uitdrukking. De wet bevat daarnaast wijzigingen in de regeling van de voorwaardelijke pij-maatregel en de mogelijkheid om de pij-maatregel in uitzonderlijke gevallen om te zetten in een TBS-maatregel (tegen welke omzetting hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden). De wet heeft ten slotte gevolgen voor de begeleiding van de adolescent door de reclasseringsinstellingen en voor de strafbeschikking van het openbaar ministerie. De Raad voor de Kinderbescherming zal ook bij de toepassing van het jeugdstrafrecht op jongvolwassenen toezicht houden op de uitvoering van de jeugdreclassering. De raad houdt daarnaast toezicht op de uitvoering van reclasseringswerkzaamheden bij minderjarigen, wanneer deze uitvoering bij minderjarigen is opgedragen aan een reclasseringsinstelling voor volwassenen.
Inwerkingtreding
Inwerkingtredingsbesluit van 20-01-2014, Stb. 2014, 33
Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 27 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht (Stb. 2013, 485)
—De wet treedt in werking met ingang van 1 april 2014.