Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de strafvervolging van Geert Wilders. Op 14 oktober verwierp de Rechtbank Den Haag de preliminaire verweren van de verdediging. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak begint op maandag 31 oktober 2016.
Volgens de rechtbank ligt de lat hoog als het er om gaat het OM niet-ontvankelijk te verklaren. Dat geldt zeker voor beslissingen van het OM om een zaak aan de rechter voor te leggen.
Uitingsvrijheid politici
Uit rechterlijke uitspraken op Europees niveau volgt volgens de rechtbank dat aan volksvertegenwoordigers enerzijds een ruime uitingsvrijheid moet worden gegund. Anderzijds moeten juist politici vanwege hun maatschappelijke functie vermijden dat zij in hun openbare uitingen intolerantie voeden. Waar de grens tussen beiden ligt is het onderwerp van debat in deze rechtszaak.
De rechtbank ziet – anders dan de verdediging – niet in dat strafrechtelijke vervolging van Wilders betekent dat daarmee de politieke vrijheid van hem en/of zijn partij wordt ingeperkt en een schending van artikel 11 van het EVRM oplevert, laat staan dat het Openbaar Ministerie een dergelijk doel voor ogen had. Of de uitlatingen van Wilders, op zichzelf dan wel binnen een bepaalde context, al dan niet strafbaar zijn, dient aan de orde te komen bij het inhoudelijke debat over hetgeen hem wordt verweten en niet bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Gelijkheidsbeginsel en vertrouwensbeginsel
De verdediging heeft ook gewezen op het niet vervolgen van andere politici voor het doen van bepaalde uitlatingen over Marokkanen. Deze kunnen, vanwege de afwijkende tijd, plaats en/of context, naar het oordeel van de rechtbank echter nìet op een lijn worden gesteld met de uitlatingen van Wilders. Het zijn geen gelijke gevallen en daarom is geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Volgens de rechtbank is ook het vertrouwensbeginsel niet geschonden. De omstandigheid dat Wilders de afgelopen 9 jaren niet is vervolgd voor zijn uitlatingen of het uitdragen van partijstandpunten van de PVV over Marokkanen, betekent nog niet dat daarmee het gerechtvaardigd vertrouwen kan zijn gewekt dat hij nóóit voor enige uitlating over Marokkanen zou worden vervolgd.
Benadeelden
Van de 61 ingediende vorderingen van benadeelde partijen, zal de rechtbank er 40 behandelen. In de overige gevallen is de rechtbank zonder nader onderzoek van oordeel dat deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn.