Onderzoekers van Pro Facto hebben op basis van case study’s en interviews met professionals op het gebied van Justitie en Veiligheid onderzocht of het mogelijk en wenselijk is om de tijdelijke regelingen rondom Covid-19 om te zetten in permanente regelingen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het WODC en gepresenteerd op 14 september 2022.

Alleen voor noodsituaties

Professionals vinden dat sommige tijdelijke voorzieningen niet het nieuwe normaal moeten worden, maar bij een crisis wel voorhanden moeten zijn. Zo biedt de reguliere werkwijze van een aantal voorzieningen meer voordelen dan de crisiswetgeving. Bijvoorbeeld de notaris die in persoon beter de aan het ambt verbonden plichten kan waarmaken dan bij het op afstand passeren van een hypotheekakte. En bij deurwaarders zorgt het contact bij de persoonlijke uitreiking van een dagvaarding in sommige gevallen voor een alternatieve oplossing; een mogelijkheid die ze missen bij de coronabetekening. Wel zou de wetgeving in geval van een crisis (weer) voorhanden moeten zijn, vinden de geïnterviewde professionals. Dat kan door bij een volgende crisis weer snel tijdelijke wetgeving in te voeren. Maar ook door permanente wetgeving voor uitzonderingssituaties te maken. Als aandachtspunt geldt dat precies moet worden gedefinieerd wat een ‘noodsituatie’ is.

Breed draagvlak voor mondelinge digitale behandeling

Daarnaast zijn er voorzieningen waarvoor draagvlak bestaat om die permanent te behouden. Dat is de mogelijkheid tot mondelinge digitale behandeling in civiele, bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures. Dat geldt ook voor de mondelinge digitale behandeling in tuchtrechtelijke procedures en het op afstand horen van gedetineerden in beklag- en beroepsprocedures.

In algemene zin is de ervaring van betrokkenen dat een digitale zitting beperkingen oplevert ten aanzien van de non-verbale communicatie en dat mogelijk ‘contextuele’ informatie wordt gemist (zoals hoe procesdeelnemers op elkaar reageren). Ook wordt gewezen op beperkingen ten aanzien van de beeld- en geluidskwaliteit. Onder gesprekspartners bestaat een breed draagvlak voor het behouden van de mogelijkheid om digitale/hybride zittingen te organiseren in bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures. De meeste gesprekspartners menen daarbij dat het uitgangspunt moet blijven dat zittingen fysiek plaatsvinden. Afhankelijk van de aard en omstandigheden van de zaak en de wens van procespartijen kan het houden van digitale zittingen meerwaarde hebben. De beoordeling of in een zaak een digitale/hybride zitting al dan niet passend is, zou volgens vrijwel alle geïnterviewden moeten liggen binnen het rechterlijk domein. Een instemmingsrecht van procesdeelnemers wordt daarbij niet noodzakelijk geacht. Wel zouden procespartijen zoveel mogelijk in de gelegenheid moeten worden gesteld om hun wens kenbaar te maken. Voor strafrechtelijke procedures (en vreemdelingenbewaringzaken) geldt dat al een wettelijke regeling bestaat die voorziet in de mogelijkheid om personen per videoverbinding te horen, verhoren of te ondervragen in elke strafprocesfase. Uit de interviews volgt dat de meeste gesprekspartners vinden dat de tijdelijke mogelijkheid om personen per telefonische verbinding te horen of verhoren behouden moet blijven, maar enkel in gevallen waar het niet mogelijk is om een persoon fysiek of per videoverbinding te horen of verhoren. Daarbij vormt het voldoende kunnen identificeren van de te horen of verhoren persoon een bijzonder aandachtspunt.

Verder komt uit de gesprekken het beeld naar voren dat bij strafzaken (nog) terughoudender zou moeten worden omgegaan met de toepassing van digitale middelen tijdens zittingen dan in bestuursrechtelijke en civielrechtelijke procedures.

Randvoorwaarden en ­aandachtspunten

Met het oog op het houden van digitale zittingen in bestuursrechtelijke, civielrechtelijke en strafrechtelijke procedures zijn er verschillende aandachtspunten/randvoorwaarden die (al dan niet door middel van regelgeving) gewaarborgd moeten worden:
- kwaliteit van beeld en geluid en voldoende technische en logistieke voorzieningen;
- voldoende administratieve, tech­nische en logistieke ondersteuning tijdens zittingen;
- digitale vaardigheid van procesdeelnemers en de beschikking over technische middelen om deel te nemen aan een digitale zitting;
- decorum;
- gelijkwaardigheid procesdeel­nemers (equality of arms);
- borging verdedigingsbeginsel en het faciliteren van vertrouwelijk ­contact tussen advocaat en cliënt;
- borging contact tussen rechter en rechtzoekende;
- de openbaarheid c.q. beslotenheid van de zitting.

 

Onderzoek Ervaringen met elementen uit de tijdelijke COVID-19-wetgeving Justitie en Veiligheid

 

Bron: www.wodc.nl

 

Laatste nieuws