Rechtsbescherming van burgers en bedrijven en toegang tot het recht rechtvaardigen een publiek belang voor goede en integere advocaten, die beschikken over bepaalde rechten en verplichtingen ten behoeve van degene die zij bijstaan. De samenleving moet er echter op kunnen vertrouwen dat individuele advocaten en de advocatuur als geheel deze bijzondere positie waarmaken. De Minister voor Rechtsbescherming gaat daarom aan de slag met de uitwerking van de aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet positie en toezicht advocatuur.
De minister schrijft dat in een brief van 29 oktober 2021 aan de Tweede Kamer. Daarin schetst hij de contouren van versterkt toezicht op de advocatuur.
Eén landelijke toezichthouder
Het toezicht op advocaten zal worden versterkt door de oprichting van één landelijke toezichthouder die verantwoordelijk wordt voor het toezicht op alle advocaten. Dat betekent dat de lokale deken niet meer eindverantwoordelijk is voor het toezicht in het eigen arrondissement. In samenwerking met de diverse organen binnen de NOvA (algemene raad (AR), dekens en college van toezicht (CvT)) is onderzocht op welke wijze de gesignaleerde verbeterpunten in het stelsel van toezicht op de advocatuur kunnen worden opgelost. Uit de evaluatie kwam weliswaar naar voren dat het dekenberaad de landelijk toezichthouder moet worden maar de minister meent dat de ontwikkelingen op het gebied van ondermijning, waartegen ook de advocatuur moet worden beschermd, aanleiding zijn om nader met de diverse organen binnen NOvA te overleggen of het niet verstandiger is om het toezicht wat verder weg van de deken te organiseren. Bij mogelijke alternatieven denkt hij bijvoorbeeld aan een dagelijks bestuur binnen de landelijk toezichthouder of om andere advocaten dan de deken de landelijk toezichthouder te laten besturen. De uitkomsten van de gesprekken met de NOvA neemt hij mee bij de verdere uitwerking. Uitgangspunt is dat een nieuw op te richten centrale toezichthouder eindverantwoordelijk wordt voor het toezicht op alle advocaten in heel Nederland en het CvT als systeemtoezichthouder toeziet op de wijze waarop de landelijke toezichthouder het toezicht uitoefent. Onder toezicht wordt verstaan het toezicht op de naleving door advocaten van de op hen van toepassing zijnde regelgeving en bijvoorbeeld niet het behandelen van klachten (dat blijft de lokale deken doen) of de toetreding tot de advocatuur (is aan de lokale raad van de orde). Deze landelijke toezichthouder wordt een orgaan van de NOvA. Daarmee zijn de lokale dekens niet langer afzonderlijk eindverantwoordelijk voor het toezicht in het eigen arrondissement. In plaats daarvan wordt de landelijk toezichthouder, als bestuursorgaan in de zin van de Awb, verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving door advocaten in heel Nederland van het bepaalde bij of krachtens de Advocatenwet en voor het toezicht op de naleving door advocaten van de Wet ter voorkoming van witwassen een financiering van terrorisme.
Dekenberaad en dekens
Op grond van de aanbevelingen uit het evaluatierapport gaat het dekenberaad bestaan uit de dekens van de elf arrondissementen. De deken wordt zowel benoemd tot lid van het dekenberaad als aangewezen als toezichthouder in de zin van art. 5:11 Awb op de advocaten in het eigen arrondissement. De deken is als toezichthouder zelf geen bestuursorgaan meer. Om lokale binding te behouden en tegelijkertijd de onafhankelijkheid van het toezicht verder te versterken zal het dekenberaad de deken van een arrondissement benoemen. Deze benoeming vindt plaats op voordracht van de lokale orde en gehoord het CvT. De uniformiteit en effectiviteit van het toezicht wordt verder versterkt door het dekenberaad (in plaats van de individuele deken) de bevoegdheid te geven bestuursrechtelijk te handhaven via een boete of een last onder dwangsom. In de verhouding tussen dekenberaad en deken is gezocht naar een balans tussen enerzijds de meerwaarde van de lokale binding en anderzijds de gewenste uniformiteit en effectiviteit van het toezicht. Die balans is gevonden door enerzijds het dekenberaad wettelijk te belasten met het toezicht en daarmee het verantwoordelijke bestuursorgaan te maken en anderzijds de deken een wettelijk aangewezen toezichthouder te maken in de zin van artikel 5:11 Awb. De deken is derhalve niet langer een bestuursorgaan. Het dekenberaad krijgt als eindverantwoordelijke voor het toezicht de bevoegdheden die op grond van de huidige regeling in de Advocatenwet aan de deken als bestuursorgaan toekomen.
College van toezicht
Het CvT blijft het systeemtoezicht uitoefenen, waarbij bestaande bevoegdheden worden aangepast om recht te doen aan de governance en ‘checks and balances’ in het aangepaste toezichtstelsel. Het CvT controleert of het dekenberaad toezicht uitoefent overeenkomstig de bepalingen en de doelstellingen van de Advocatenwet. Het CvT is echter niet verantwoordelijk voor de inrichting van het toezichtstelsel noch voor hoe het dekenberaad in individuele gevallen toezicht uitoefent. De samenstelling van het CvT blijft ongewijzigd. Het CvT bestaat uit twee door de Kroon benoemde leden en de algemeen deken. De algemeen deken wordt geen voorzitter meer van het CvT, maar lid. Eén van de door de Kroon benoemde leden zal tevens worden benoemd als voorzitter.