Ouders beheren het geld van minderjarigen waarbij de kantonrechter als toezichthouder optreedt. Van dit toezicht komt in de praktijk weinig tot niets terecht concluderen onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen in het WODC rapport ‘Toezicht op bewind van ouders en voogden over het vermogen van minderjarigen’. Dat komt door een onduidelijke visie van de wetgever, waardoor de kantonrechter zijn taak als toezichthouder beperkt opvat en voorschriften niet gehandhaafd worden.
De onderzoekers concluderen dat de manier waarop het huidige systeem van toezicht functioneert de minderjarige te weinig bescherming biedt. Op handhaving van de regelgeving wordt niet toegezien. Als bijvoorbeeld een minderjarig kind erft van één van zijn ouders moet het erfdeel van het kind worden beschreven, maar daar komt in de praktijk niet veel van terecht. De minderjarige loopt dan het risico dat later niet meer kan worden bewezen waar hij recht op heeft. De positie van de minderjarige is ook kwetsbaar als hij geld krijgt. Die kwetsbaarheid doet zich vooral voor als ouders in financiële moeilijkheden verkeren. Gemeenten verlangen regelmatig dat het geld van minderjarigen wordt aangewend voordat bijstand wordt verleend. Dit is in strijd met de wet, maar er is er geen rechterlijke toets die dit voorkomt. Zo kan het geld ten onrechte worden aangewend. De onderzoekers doen suggesties voor effectievere regelgeving. Zo stellen zij voor dat ouders bij de griffie van de rechtbank moeten melden wanneer een kind meer dan € 15 000 verkrijgt door bijvoorbeeld een erfenis. Zij dienen dan een boedelbeschrijving in te leveren. De kantonrechter – die door gegevens van de burgerlijke stand en de belastingdienst op de hoogte kan zijn van deze verkrijgingen – dient er voortaan actief op toe te zien dat de voorschriften gehandhaafd worden.
Een belangrijk argument om de minderjarige betere bescherming te bieden wordt gegeven door recente uitspraken van het EHRM. Het EHRM stelt dat de Staat een verplichting heeft de vermogensrechtelijke belangen van minderjarigen effectief te waarborgen, ook tegen nalatig handelen van hun eigen ouders.
Bron: wodc.nl