De Hoge Raad heeft op 18 april 2014 beslist (ECLI:NL:HR:2014:948) dat de vereniging Martijn wordt verboden en ontbonden omdat haar activiteiten in strijd zijn met de openbare orde. Hoewel in het algemeen grote terughoudendheid moet worden betracht bij het verbieden en ontbinden van een vereniging, dwingen de uitzonderlijk ernstige aard van de gedragingen, de aard van de werkzaamheid van de vereniging en de daarmee strokende kennelijke bedoeling van haar leden, tot het oordeel dat dat de vereniging wordt verboden en ontbonden in het belang van de bescherming van de gezondheid en van de rechten en vrijheden van kinderen.
Het OM diende bij de rechtbank een verzoek in om de vereniging Martijn te verbieden en te ontbinden. De rechtbank heeft dat verzoek toegewezen (ECLI:NL:RBASS:2012:BW9477ve). Het hof heeft de vordering vervolgens afgewezen (ECLI:NL:GHARL:2013: BZ6041). Volgens het hof zou de samenleving in staat moeten zijn zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die weliswaar verwerpelijk, maar niet strafbaar zijn. Bovendien dient de samenleving ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd. Daarbij moeten volgens het hof schending van de openbare orde en ontwrichting van de samenleving goed worden onderscheiden. Pas als de samenleving wordt ontwricht of dreigt te worden ontwricht is ontbinding op haar plaats. De bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van kinderen is in de samenleving van groot belang maar daarvoor zijn andere normen gegeven dan art. 2:20 BW.
Uitspraak Hoge Raad De Hoge Raad stelt vast dat het hof, in cassatie onbestreden, heeft vastgesteld dan wel geoordeeld:
- (i) dat in het geval van de vereniging sprake is van een hechte groep personen die de overtuiging koestert dat kinderen in beginsel gebaat zijn bij seksuele intimiteit met volwassenen;
- (ii) dat de vereniging door de keuze van het materiaal dat zij op haar website publiceert, die overtuiging voortdurend voedt, en aldus;
- (iii) steun geeft aan de overtuiging van haar leden dat seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen puur en goed kunnen zijn. Dusdoende;
- (iv) bagatelliseert de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen en praat zij dergelijke contacten niet alleen goed, maar verheerlijkt ze zelfs.
Dit alles samenvattend is naar het onbestreden oordeel van het hof sprake van:
- (v) een werkzaamheid van de vereniging die een daadwerkelijke en ernstige aantasting is van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd.
Niet kan worden aanvaard dat de enkele omstandigheid dat de werkzaamheid van de vereniging een bedreiging vormt voor de openbare orde, meebrengt dat zij verboden wordt verklaard en wordt ontbonden. In het concrete geval zullen de gronden die hiertoe nopen, duidelijk zwaarder moeten wegen dan de fundamentele vrijheid van vereniging. In de feitelijke instanties van deze zaak is gebleken dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert en dergelijke contacten verheerlijkt en propageert. Terecht is het hof (evenals de rechtbank) tot het oordeel gekomen dat deze werkzaamheid een daadwerkelijke en ernstige aantasting is van het wezenlijke beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd.
De Hoge Raad voegt hieraan nog het volgende toe: seksueel contact van volwassenen met jonge kinderen is naar de in Nederland levende maatschappelijke opvattingen een daadwerkelijke en ernstige aantasting van de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind, waardoor het kind grote en blijvende psychische schade kan oplopen. Bovendien behoeven juist kinderen bescherming tegenover volwassenen die handelingen als hier bedoeld verrichten, omdat zij in het algemeen door hun jeugdige leeftijd en de daarmee samenhangende kwetsbaarheid in een afhankelijke positie verkeren ten opzichte van volwassenen. Deze maatschappelijke opvattingen worden ook buiten Nederland breed gedragen, en Nederland heeft zich internationaal verplicht in dat verband maatregelen te nemen (Verdrag van Lanzarote inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, 25 oktober 2007, Trb. 2008/58, in Nederland in werking getreden op 1 juli 2010, Stb. 2009/578). Hoewel in het algemeen grote terughoudendheid moet worden betracht bij het verbieden en ontbinden van een vereniging, dwingen de uitzonderlijk ernstige aard van de onderhavige gedragingen, de aard van de werkzaamheid van de vereniging (die erop is gericht bij haar leden en anderen die haar website bezoeken eventuele drempels weg te nemen om seksueel contact met kinderen te hebben en aldus dergelijk contact te bevorderen) en de daarmee strokende kennelijke bedoeling van haar leden, tot het oordeel dat het, bij afweging van alle betrokken rechten en belangen, in een democratische samenleving noodzakelijk is dat de vereniging wordt verboden en ontbonden in het belang van de bescherming van de gezondheid en van de rechten en vrijheden van kinderen. Gelet op dit alles bekrachtigt de Hoge Raad, met vernietiging van de beschikking van het hof, de beschikking van de rechtbank.
Met deze uitspraak volgt de Hoge Raad de eerdere Conclusie van AG Timmerman in deze zaak (ECLI:NL:PHR:2013:2379).