De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt in een uitspraak van 18 december 2024 dat het college voor promoties van Wageningen University and Research (CvP) de doctorsgraad mocht intrekken van een onderzoeker die onzorgvuldig met data omging in zijn proefschrift. De onderzoeker wist of kon redelijkerwijs weten dat zijn wijze van data‑analyse, ‑verwerking en ‑bespreking in strijd was met de wetenschappelijke integriteit.
In 2017 kreeg de onderzoeker na zijn promotieonderzoek zijn doctorsgraad toegekend door het CvP. Zijn co-promovendus kwam later tot de conclusie dat de dataset die door de onderzoeker was gebruikt afweek van de originele bron en diende samen met de promotoren van de onderzoeker een klacht in bij de universiteit. Het CvP besloot de doctorsgraad van de onderzoeker in te trekken.
Uitspraak Raad van State
Dat er een regeling voor het intrekken van een doctorsgraad ontbreekt, staat volgens de Afdeling de intrekking ervan niet in de weg. Het CvP is namelijk bevoegd een ten onrechte verleende doctorsgraad in te trekken, tenzij de ‘algemene beginselen van behoorlijk bestuur’ zich daartegen verzetten. Uit de deskundigenrapporten en adviezen volgt onder meer dat er relevante verschillen zitten tussen de gebruikte data in het proefschrift en de data in de originele bronnen, terwijl de onderzoeker die niet heeft toegelicht en ook later in de procedure niet heeft verantwoord. Daarmee is vast komen te staan dat de wetenschappelijke integriteit is geschonden. Als dat destijds bekend was geweest, zou de doctorsgraad niet zijn verleend. De intrekking van de doctorsgraad is verder in overeenstemming met de vereiste zorgvuldigheid tot stand gekomen door de deskundigenrapporten en adviezen daaraan ten grondslag te leggen. Ook mocht het CvP aan het belang van het goed functioneren van de wetenschap een zwaarder gewicht toekennen dan aan het belang van de onderzoeker om zijn doctorsgraad te behouden. De Afdeling oordeelt verder dat de onderzoeker ten onrechte niet is gehoord nadat in de bezwaarfase de rapporten van de deskundigen waren uitgebracht, die op advies van de bezwarenadviescommissie waren ingeschakeld. Dit waren namelijk nieuwe feiten van aanmerkelijk belang voor het te nemen besluit. De onderzoeker is echter in de daaropvolgende procedure voldoende in de gelegenheid geweest om daar alsnog op te reageren. Dit heeft niet geleid tot een ander oordeel.
Bron: www.raadvanstate.nl