De verergering van de fundamentele gebreken die de onafhankelijkheid van rechters in Polen aantasten rechtvaardigt niet dat de tenuitvoerlegging van alle uit die lidstaat afkomstige Europese aanhoudingsbevelen automatisch moet worden geweigerd. Dat is althans de strekking van een door Advocaat-generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Unie Campos Sánchez-Bordona op 12 november jl. uitgebrachte conclusie.
De Internationale Rechtshulpkamer (IRK) van de Rechtbank Amsterdam stelde op 31 juli 2020 prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU over de overlevering van in Nederland verblijvende Poolse verdachten naar Polen. De Poolse autoriteiten willen dat zij worden overgeleverd om daar strafrechtelijk vervolgd te worden wegens de invoer van drugs en deden daartoe een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgaan. De IRK meent dat Poolse rechtbanken niet langer onafhankelijk zijn ten opzichte van de Poolse regering en het Poolse parlement. De IRK wilde van het Hof van Justitie weten of dit betekent dat overlevering van verdachten aan Polen in principe moet worden stopgezet.
Jurisprudentie
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie kan de uitvoering van een EAB worden opgeschort als er een reëel risico bestaat dat de grondrechten van de opgeëiste persoon zullen worden geschonden indien hij wordt overgeleverd. In het arrest Minister for Justice and Equality (C-216/18 PPU), dat is gewezen tegen de achtergrond van de hervormingen van het Poolse rechtssysteem, heeft het Hof verklaard dat een van die grondrechten het recht op een eerlijk proces is. Volgens dat arrest moet de uitvoerende rechterlijke autoriteit in de eerste plaats nagaan of er sprake is van een reëel gevaar dat dit recht wordt geschonden doordat er structurele en fundamentele gebreken zijn die de onafhankelijkheid aantasten van de rechterlijke macht van de staat die het EAB heeft uitgevaardigd. In de tweede plaats moet er ook concreet en nauwkeurig worden nagegaan of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat in geval van overlevering het recht van de opgeëiste persoon op een eerlijk proces mogelijkerwijs zal worden geschonden. Het Hof verwierp toen de mogelijkheid dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit de uitvoering van een door Poolse rechters uitgevaardigd EAB automatisch en zonder meer weigert.
Prejudiciële vragen
Na deze uitspraak heeft de IRK EAB’s van Poolse rechters steeds onderzocht vanuit het dubbele perspectief dat in dat arrest wordt gehanteerd. Aangezien de gebreken in de Poolse rechtsbedeling later zijn verergerd, heeft de IRK het Hof van Justitie EU om een prejudiciële beslissing verzocht omtrent de vraag of de huidige omstandigheden rechtvaardigen dat een door Polen uitgevaardigd overleveringsverzoek niet wordt ingewilligd en dat de concrete omstandigheden van elk EAB dus niet meer gedetailleerd hoeven te worden onderzocht (ECLI:NL:RBAMS:2020:3776). Naar het oordeel van de IRK zijn de wettelijke hervormingen die de afgelopen maanden in Polen zijn doorgevoerd dermate ingrijpend dat voor geen enkele verdachte die daar terecht moet staan het recht op een onafhankelijke rechter nog is gewaarborgd.
Conclusie
In zijn conclusie van 12 november 2020 stelt advocaat-generaal Manuel Campos Sánchez-Bordona dat de weigering om een EAB uit te voeren een uitzonderlijk antwoord dient te blijven op uitzonderlijke omstandigheden die door de ernst ervan vereisen dat beperkingen worden gesteld aan de beginselen van wederzijdse erkenning en wederzijds vertrouwen. Tot die ‘uitzonderlijke omstandigheden’ behoort dus ook het reële gevaar dat het grondrecht van de opgeëiste persoon op een eerlijk proces zal worden geschonden. Volgens de AG is dat uitzonderlijke antwoord wel aan bepaalde grenzen gebonden en kan het niet zover reiken dat de uitvoering van elk EAB van een rechter van de lidstaat waar die structurele en fundamentele gebreken zijn geconstateerd automatisch dient te worden geweigerd.
De AG benadrukt dat een weigering om een EAB uit te voeren slechts kan berusten op het grondige, tweeledige onderzoek dat door het arrest Minister for Justice and Equality wordt geëist. Volgens hem zou de weigering om alle EAB’s van een lidstaat ten uitvoer te leggen zonder dat de tweede fase van dat tweeledige onderzoek wordt uitgevoerd, waarschijnlijk leiden tot het onbestraft blijven van een groot aantal strafbare feiten en afbreuk kunnen doen aan de rechten van slachtoffers.
De advocaat-generaal wijst erop dat de uitvoering van elk EAB van Poolse rechters niet zonder meer kan worden opgeschort, ook al is de bedreiging voor de onafhankelijkheid van die rechters toegenomen. De automatische weigering om een EAB uit te voeren is slechts mogelijk als de Europese Raad constateert dat de uitvaardigende lidstaat de in artikel 2 VEU genoemde waarden van de rechtsstaat ernstig en voortdurend schendt. In dat geval gaat het niet langer om het niet goed functioneren van een regeling voor het waarborgen van rechten, maar zijn de voorwaarden zelf waaronder een rechtssysteem de beginselen van de rechtsstaat kan beschermen niet meer vervuld.
Volgens de AG hebben de structurele of fundamentele gebreken die met betrekking tot de onafhankelijkheid van Poolse rechters kunnen worden vastgesteld niet tot gevolg dat deze rechters geen rechter meer zijn. Dat blijven zij, ook al wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bedreigd.
De conclusie is te vinden onder (gevoegde) zaaksnummers C-354/20 PPU en C-412/20 PPU op curia.europa.eu.