Het gerechtshof in ’s-Hertogenbosch heeft op 10 maart beslist dat de Staat aansprakelijk is voor de schade die 4 voormalig medewerkers hebben geleden na blootstelling aan Chroom-6. Eerder oordeelde de rechtbank Limburg dat de medewerkers niet-ontvankelijk waren. In een vervolgprocedure bij de rechtbank wordt bekeken wat de hoogte van de schadevergoeding moet zijn.

De 4 voormalig medewerkers van Defensie en Stichting Gedupeerden Gevaarlijke Stoffen NL-POMS hebben de Staat aansprakelijk gesteld voor de geleden schade na blootstelling aan Chroom-6 tijdens hun werk op POMS-locaties (Prepositioned Organizational Material Storage sites) van Defensie. De rechtbank vond dat de medewerkers en de Stichting niet-ontvankelijk waren en oordeelde dat de bestuursrechter eerst de aansprakelijkheid van de Staat diende vast te stellen. Volgens vaste rechtspraak moet een eiser door de burgerlijk rechter in zijn vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard als de weg naar de bestuursrechter open staat of open heeft gestaan. De burgerlijke rechter biedt (slechts) een aanvullende rechtsbescherming. Zowel de voormalig medewerkers als de Stichting gingen tegen dat vonnis in beroep.  

 

RIVM

In juni 2018 verscheen een rapport van het RIVM, waaruit bleek dat het zorgbeleid van Defensie op POMS-locaties ontoereikend was. Naar aanleiding van dat rapport wilde het hof meer informatie van betrokken partijen, ook over de vraag of de aansprakelijkheid eerst door de bestuursrechter moest worden vastgesteld. Voorafgaand aan de zitting van 28 november 2019 heeft de Staat brieven overgelegd. Uit die brieven blijkt dat alle 4 de medewerkers direct zijn blootgesteld aan Chroom-6, en dat zij allemaal last hebben van aandoeningen die door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt. 

 

Schending van de zorgplicht

Het hof vindt nu dat de 4 medewerkers ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Het hof concludeert op grond van de brieven dat de Staat niet alleen de zorgplichtschending erkent, maar ook het verband tussen de blootstelling aan Chroom-6 en de mogelijke schade. Het is daarom niet nodig om de bestuursrechter te laten beslissen over de aansprakelijkheid.

Naast de 4 oud-medewerkers had de Stichting ook een vordering ingediend namens een groep gedupeerden. Van de gedupeerden kan echter niet worden vastgesteld dat zij allemaal in dezelfde mate zijn blootgesteld aan Chroom-6. Daarom wordt de Stichting niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. In een eerdere tussenuitspraak oordeel het hof ook al dat de Stichting in wezen een financiële schadevergoeding vordert, wat niet mogelijk is via deze collectieve actie.

Nu het hof oordeelt dat de Staat aansprakelijk is voor de geleden schade bij de 4 medewerkers, kunnen partijen een vervolgprocedure starten bij de rechtbank om de omvang van de schade vast te stellen.

 

Bron: www.rechtspraak.nl

Uitspraak Rechtbank Limburg: ECLI:NL:RBLIM:2018:1464

Tussenuitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2019:1683

Uitspraak Hof: ECLI:NL:GHSHE:2020:871

 

 

 

Laatste nieuws