De specialist ouderengeneeskunde die verdacht werd van onzorgvuldige euthanasie op een demente patiënte is ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank Den Haag vindt bewezen dat de arts het leven van de patiënte op haar uitdrukkelijk en ernstig verlangen heeft beëindigd door toediening van euthanatica. Hierbij heeft zij zich gehouden aan alle zorgvuldigheidseisen van de ‘Wet toezicht levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding’ (Euthanasiewet).
In oktober 2012 hoorde de patiënte dat zij dementie type Alzheimer had. Kort daarna heeft zij een schriftelijk euthanasieverzoek getekend. Bij dat verzoek zat ook een dementieclausule. In januari 2015 heeft de patiënte een herziene dementieclausule getekend. Uit die dementieclausules blijkt dat de patiënte bij vergevorderde dementie beslist niet in een verpleeghuis wilde worden opgenomen.
De patiënte sprak regelmatig met haar huisarts en geriater over de dementieclausules. Zowel de huisarts als de geriater waren van mening dat de patiënte wilsbekwaam was toen zij de euthanasieverklaring en dementieclausules tekende. Ook besprak zij vaak en jarenlang haar euthanasiewens met haar echtgenoot en dochter.
Wilsonbekwaam
Halverwege 2015 ging de patiënte hard achteruit en in januari 2016 was zij voor het laatst bij de huisarts. Deze stelde vast dat mevrouw niet meer wist wat het woord euthanasie betekende. Ze was toen niet meer wilsbekwaam. Begin 2016 werd ze opgenomen in het verpleeghuis waar de arts toen nog als specialist ouderengeneeskunde werkte. De arts hoorde van de echtgenoot van de patiënte dat er een wilsverklaring was en onderzocht of het mogelijk was op basis van die verklaring euthanasie te plegen.
Zij nam het medisch dossier door en sprak met de huisarts, echtgenoot en dochter. Ze overlegde met het behandelteam in het verpleeghuis, de psycholoog van de patiënte en met een consulent van de levenseindekliniek. Ze had ook contact met de patiënte, is gesprekken met haar aangegaan en heeft haar meermalen en ook langdurig geobserveerd. De echtgenoot en dochter hebben toestemming gegeven om opnamen van de patiënte te maken en ook die heeft de verdachte bekeken.
Alle wettelijke eisen
Het beeld dat uit al die observaties en gesprekken naar voren kwam was een diep demente, wilsonbekwame mevrouw die een enorme ontluistering van haar persoon had doorgemaakt en nog steeds doormaakte. Medicijnen om haar toestand wat te verlichten hielpen niet.
De verdachte heeft over de toestand van patiënte ook nog het oordeel van twee onafhankelijke artsen ingewonnen, namelijk een psychiater die ook SCEN-arts was en een SCEN-arts, die internist was. Zij hebben, na contact met en observatie van de patiënte, geoordeeld dat het euthanasieverzoek van de patiënte aan alle wettelijke eisen voldeed. Op 22 april 2016 heeft de verdachte het leven van de patiënte door toediening van euthanatica beëindigd en dat ook aan de gemeentelijke lijkschouwer gemeld.
Juridische aspecten
In 2019 oordeelde het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg dat de verdachte niet aan alle zorgvuldigheidseisen van de Euthanasiewet had voldaan. Zij kreeg daarvoor de maatregel van waarschuwing opgelegd. De tuchtrechter gaat echter over medisch-professioneel handelen en in deze zaak zijn juist belangrijke juridische aspecten aan de orde. De belangrijkste vraag die de officier van justitie beantwoord wilde zien was door de tuchtrechter niet beantwoord; heeft de arts de plicht om de actuele levens- of stervenswens van een wilsonbekwame, diep demente patiënte te verifiëren om te kunnen spreken van een vrijwillig, weloverwogen verzoek tot euthanasie?
Niet strafbaar
De rechtbank is van oordeel dat de arts de actuele stervenswens niet hoefde te verifiëren. De patiënte was diep dement en volledig wilsonbekwaam. Het gebruik van premedicatie was besproken met de familie en artsen en was in dit geval niet onzorgvuldig. Het bewezenverklaarde feit is niet strafbaar en de arts wordt van alle rechtsvervolging ontslagen.
Bron: rechtspraak.nl