Jongeren in de tienerleeftijd maken vaak seksueel geweld mee en worden ook vaker dan kinderen in de basisschoolleeftijd opnieuw slachtoffer van een delict. Dit blijkt uit de Slachtoffermonitor seksueel geweld tegen kinderen dat op 8 november 2022 is verschenen. Volgens Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen is meer effectieve preventie en passende hulp voor slachtoffers nodig.
Maar liefst 35% van de 13- tot en met 17-jarigen komt binnen 5 jaar opnieuw in beeld als slachtoffer bij de politie, ten opzichte van 14% van de 0- tot en met 12-jarigen. In meer dan de helft van de gevallen worden zij opnieuw slachtoffer van een zedendelict of maken zij ernstig geweld mee.
Betere preventie nodig
Goede relationele en seksuele vorming op scholen zijn een essentieel onderdeel van effectieve preventie van seksueel geweld tegen kinderen. Uit onderzoek van Rutgers, blijkt echter dat 62% van de docenten biologie en 79% van de docenten maatschappijleer in het voorgezet onderwijs geen gebruik maakt van aanvullend (erkend) lesmateriaal. Volgens Nationaal Rapporteur Conny Rijken zijn daarvoor de juiste kaders nodig: ‘Hier ligt een belangrijke rol voor de overheid, die sterker richting kan bieden aan scholen over het geven van voorlichting over seksualiteit en seksuele diversiteit, waarmee een bijdrage geleverd wordt aan de preventie van seksueel geweld tegen kinderen.’
Forensisch Medisch Onderzoek bij kinderen onder druk
De Nationaal Rapporteur maakt zich ook zorgen over hoe het Forensisch Medisch Onderzoek (FMO) bij kinderen in Nederland nu is geborgd. Tijdens een FMO onderzoekt een forensisch arts het slachtoffer en verzamelt daarbij fysiek bewijsmateriaal voor een eventuele strafzaak. Nationaal Rapporteur Rijken: ‘Het is cruciaal dat kinderen zo min mogelijk last ondervinden van een dergelijk ingrijpend onderzoek en bewijsmateriaal moet zo goed mogelijk worden verzameld. Hiervoor is specifieke expertise nodig die op peil gehouden moet worden.’ Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) voerde deze taak tot maart 2022 landelijk uit, maar kan deze taak niet langer uitvoeren vanwege een tekort aan artsen. Het Landelijk Onderzoeks- en Expertisebureau FMO (LOEF) is opgericht om deze taak voorlopig op zich te nemen, maar dit is slechts tijdelijk. Volgens Rijken is dat zorgelijk, omdat FMO vaak hard bewijs kan leveren in een strafzaak. In 30% van de gevallen waarin het tijdens het FMO verzamelde bewijsmateriaal is onderzocht, is DNA van de verdachte op het lichaam of de kleding van het slachtoffer gevonden.