De wijziging van de Rspog gaat over het eerder doorplaatsen van gedetineerden met een gevangenisstraf van acht jaar of meer uit de Terroristen Afdeling naar een andere afdeling met een lichter regime. Zij kunnen vanaf achttien maanden voor het einde van hun detentie, met een minimumstrafrestant van vier maanden, in aanmerking komen voor doorplaatsing als dit veilig wordt geacht. Gedetineerden worden op de Terroristen Afdeling geplaatst op grond van een verdenking of veroordeling voor het plegen van een delict met een terroristisch motief, dus op grond van de aard van het gepleegde delict en niet op grond van het veiligheidsrisico van de individuele gedetineerde. Tussen deze gedetineerden kunnen grote verschillen bestaan.

Aanbevelingen RSJ:

1. zorg voor een individuele aanpak in de regeling voor doorplaatsing naar een lichter regime, aan de hand van een periodieke toets op veiligheidsrisico’s. Eerdere doorplaatsing draagt bij aan de resocialisatie en geleidelijke terugkeer van de gedetineerde in de samenleving;
2. zorg ervoor dat de regeling voor doorplaatsing niet resulteert in een beperking van de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling voor gedetineerden uit de Terroristen Afdeling die in aanmerking komen voor deze regeling;
3. pas artikel 26a, tweede lid onder d, Rspog aan en vervang de zinsnede ‘die niet actief deelneemt aan zijn resocialisatie’ door ‘die niet bereid is mee te werken aan zijn resocialisatie’. Geef in de toelichting nader aan wat wordt verstaan onder ‘niet meewerken aan zijn resocialisatie’.

Ten slotte merkt RSJ op dat het verrichten van arbeid in detentie geen verplichting meer is.

Advies wijziging Regeling spog i.v.m. het eerder doorplaatsen van gedetineerden uit de TA

Bron: www.rsj.nl