In de Staatscourant (Stcr. 2014/8284) is op 25 maart een nieuwe Aanwijzing gepubliceerd die de uitgangspunten voor de behandeling van strafzaken jeugd en de toepassing van het adolescentenstrafrecht bevat. Tevens bevat deze beleidsregel de strafmaten voor Halt-afdoeningen en richtlijnen voor strafvordering voor de afdoening van jeugdzaken.
Het jeugdstrafrecht wordt als hoofdregel toegepast op strafbare feiten gepleegd tot de leeftijd van 18 jaar. Op grond van het adolescentenstrafrecht wordt de toepassing van het jeugdstrafrecht verruimd: in de leeftijd van 18 tot 23 jaar wordt voor adolescenten rekening gehouden met de ontwikkelingsleeftijd en kan het sanctiepakket uit het jeugdstrafrecht worden toegepast voor een passende interventie.
ZSM
Samen met partners streeft het OM naar interventies die zorgen voor tastbare normbevestiging, die de dader en de omgeving confronteren met de gevolgen van de daad. Het OM kiest voor een werkwijze waarbij vanuit een centraal coördinatiepunt per regio dagelijks samen met politie en Raad voor de Kinderbescherming de jeugdzaken worden afgestemd en beoordeeld. Deze werkwijze wordt ZSM genoemd.
Het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht betekent dat beslissingen en handelingen richting de jeugdige verdachte, waaronder de toepassing van sancties en maatregelen, er op gericht zijn de ontwikkeling van deze jongere te stimuleren, de jongere te heropvoeden, te resocialiseren en te weerhouden van een verdere criminele carrière. Bij zorgen omtrent de opvoeding van de jeugdige dienen tevens civielrechtelijke maatregelen te worden overwogen. Afstemming van het civieleen strafrechtelijke traject is in die gevallen noodzakelijk.
Strafrechtelijk optreden alléén is veelal ontoereikend om jeugdcriminaliteit terug te dringen. Strafrechtelijk optreden dient daarom te worden ingebed in een keten van preventie en nazorg. Dit vraagt om een evenwichtige, selectieve en tijdige toepassing van het jeugdstrafrecht. Het ingrijpende karakter van strafrechtelijke vervolging bij minderjarigen maakt dat het OM een extra verantwoordelijkheid heeft voor de jongere. De gewetensontwikkeling bij jeugdigen is nog niet voltooid en zij zijn nog in sterke mate afhankelijk van de directe omgeving. Het uitgangspunt is dat de jongere leert van zijn fouten en een nieuwe kans moet krijgen. Het strafproces wordt dan gezien als aangrijpingspunt om een keerpunt bij de jongeren te bewerkstelligen.
Leeftijdsgrenzen
12-minners
De minderjarige onder de 12 jaar kan niet strafrechtelijk worden vervolgd. Politieonderzoek en het beperkt toepassen van dwangmiddelen in verband met waarheidsvinding is echter wel mogelijk. Als uitgangspunt geldt dat het politieverhoor in aanwezigheid van een ouder of voogd dient plaats te vinden. Strafbare feiten gepleegd door zeer jonge kinderen kunnen een belangrijk zorgsignaal vormen. In die gevallen doet de politie steeds een zorgmelding bij Bureau Jeugdzorg door middel van het zorgformulier, dat aan de hand van deze melding onderzoekt of een interventie geboden is. Het plegen van misdrijven op zeer jonge leeftijd kan voorts een belangrijke voorspeller zijn voor later crimineel gedrag. Het registreren van strafbare feiten van 12-minners door de politie is in dit verband noodzakelijk.
12- en 13-jarigen
Jongeren onder de 14 jaar zijn nog slechts in beperkte mate in staat zelfstandig verantwoordelijkheid te nemen voor hun daden. In civielrechtelijk opzicht zijn de ouders nog aansprakelijk voor de door de 12-of 13-jarige verdachte veroorzaakte schade. Het begrip van het strafproces is voorts nog beperkt. In de vervolging en berechting van deze jongeren dient hiermee rekening te worden gehouden en past een terughoudende opstelling.
16- en 17-jarigen
Uitgangspunt is dat jeugdigen in de leeftijd van 16 en 17 jaar een toegenomen strafrechtelijke verantwoordelijkheid hebben. De benadering vanuit de pedagogische beginselen van het jeugdstrafrecht blijft daarbij voorop staan. Het vorderen van toepassing van volwassenstrafrecht zal slechts dan aan de orde zijn indien er sprake is van zeer ernstige (levens) delicten en de verwachting is dat de aard en duur van de behandeling in het kader van het jeugdstrafrecht onvoldoende mogelijkheden biedt om de veiligheid van anderen te waarborgen.
18- tot 23-jarigen
Bij jongvolwassenen in de leeftijd tot 23 jaar kan er aanleiding zijn het jeugdstrafrecht toe te passen. De officier van justitie beoordeelt zo mogelijk vroegtijdig in het proces, op basis van het advies van de reclassering, met eventueel informatie van de Raad voor de Kinderbescherming of er aanleiding is voor verder onderzoek en advies in verband met de toepassing van het jeugdstrafrecht. Bij een advies over de toepassing van het jeugdstrafrecht gebruikt de reclassering het landelijk vastgestelde ‘wegingskader adolescentenstrafrecht’.
Indien de officier van justitie bij de vordering inbewaringstelling aangeeft voornemens te zijn toepassing van het jeugdstrafrecht te vorderen, is plaatsing in een JJI het uitgangspunt.
Enkele criteria die van belang zijn in de afweging of het jeugdstrafrecht moet worden toegepast, zijn onder meer dat de verdachte:
- nog naar school gaat;
- bij ouders thuis woont;
- begeleiding nodig heeft in verband met een (licht) verstandelijke beperking;
- open staat voor begeleiding en een opvoedkundige aanpak.