Het hoofddoel van de richtlijn inzake collectief ontslag is collectief ontslag afhankelijk te maken van voorafgaand overleg met de werknemersvertegenwoordigers en kennisgeving aan de bevoegde overheidsinstantie. Volgens vaste rechtspraak is sprake van collectief ontslag in de zin van deze richtlijn, wanneer arbeidsovereenkomsten worden beëindigd zonder toestemming van de betrokken werknemers. Dat is het antwoord van het HvJ EU van 11 juli 2024 naar aanleiding van vragen van een Spaanse rechter.
Een Spaanse ondernemer ging met pensioen. Zijn vertrek had de beëindiging van 54 arbeidsovereenkomsten in acht van zijn bedrijfsvestigingen tot gevolg. Acht werknemers kwamen bij de rechter op tegen het onrechtmatige ontslag. De Spaanse wet voorziet in een procedure van raadpleging van de vertegenwoordigers van de werknemers in geval van collectief ontslag. Deze procedure is echter niet van toepassing wanneer de beëindiging van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van de pensionering van een natuurlijke werkgever. De Spaanse rechter vraagt zich echter af of deze uitsluiting in overeenstemming is met de EU-richtlijn inzake collectief ontslag (Richtlijn 98/59/EG betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag).
Arrest HvJ EU
Volgens het Hof is het voornaamste doel van de richtlijn om collectief ontslag afhankelijk te stellen van voorafgaand overleg met de vertegenwoordigers van de werknemers en van kennisgeving aan de bevoegde overheidsinstantie. Volgens vaste rechtspraak is sprake van collectief ontslag in de zin van deze richtlijn wanneer arbeidsovereenkomsten worden beëindigd zonder instemming van de betrokken werknemers. Bijgevolg is de Spaanse wet in strijd met de richtlijn. Deze wet is in geval van pensionering van de werkgever van toepassing wanneer de drempelaantallen ontslagen worden bereikt. Deze drempels zijn over een periode van 30 dagen: ten minste 10 in vestigingen waar gewoonlijk meer dan 20 en minder dan 100 werknemers werkzaam zijn; ten minste 10 procent van het aantal werknemers in vestigingen waar gewoonlijk ten minste 100 maar minder dan 300 werknemers werkzaam zijn; ten minste 30 in vestigingen waar gewoonlijk 300 of meer werknemers werkzaam zijn of, over een periode van 90 dagen, ten minste 20, ongeacht het aantal werknemers dat gewoonlijk in de betrokken vestigingen werkzaam is. Voor de berekening van het aantal ontslagen wordt de beëindiging van een arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever om een of meer redenen die geen verband houden met de betrokken werknemers, gelijkgesteld met ontslagen, op voorwaarde dat er ten minste vijf ontslagen zijn. Het Hof preciseert dat deze situatie niet kan worden gelijkgesteld met een situatie waarin de werkgever is overleden (ECLI:EU:C:2009:770). Hierover heeft het Hof eerder geoordeeld dat de richtlijn niet van toepassing was aangezien, anders dan in een situatie waarin de werkgever is overleden, de werkgever die met pensioen gaat in beginsel in staat is overleg te plegen om onder meer te voorkomen dat de ontslagen vallen of om het aantal ervan te verminderen of in ieder geval om de gevolgen ervan te verzachten. Het Hof verklaart voor recht:
- 1, lid 1, en art. 2 van richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag, in onderlinge samenhang gelezen, moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten van een groter aantal werknemers dan bedoeld in dat art. 1, lid 1, naar aanleiding van de pensionering van de werkgever, niet als ‘collectief ontslag’ wordt aangemerkt en dus niet leidt tot de in dat art. 2 bedoelde voorlichting en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers.
- Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat het een nationale rechter bij wie een geding tussen particulieren aanhangig is, niet verplicht een nationale regeling als bedoeld in punt 1 van het onderhavige dictum, buiten toepassing te laten wanneer deze in strijd is met de bepalingen van art. 1, lid 1, en art. 2 van richtlijn 98/59.
Bronnen: www.ecer.minbuza.nl en www.curia.europa.eu