De wetgever belooft gedupeerde ouders iets wat niet waargemaakt kan worden, terwijl de bestuursrechter daarvoor geen oplossing heeft. Dat is de conclusie van de rechtbank Midden-Nederland in een uitspraak van 14 april 2023 over de trage besluitvorming bij het herstel van de kinderopvangtoeslagaffaire.

De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) voert de hersteloperatie van de toeslagenaffaire uit. In de praktijk blijkt dat alle ouders lang moeten wachten op een beslissing in hun zaak. Steeds meer ouders stappen naar de rechtbank omdat de termijn waarbinnen beslist moet worden niet wordt gehaald. In de zomer van 2022 bleek al dat het voor 32.000 aanvragen niet is gelukt om binnen de termijn te beslissen. Ondanks dit beeld en kritische vragen van enkele Tweede Kamerfracties, is de nieuwe Wet hersteloperatie toeslagen eind vorig jaar aangenomen. In die wet zijn de beslistermijnen opgenomen die nu steeds niet worden gehaald. De rechtbank kan geen andere conclusie trekken dan dat de wetgever heel bewust een regeling met feitelijk onhaalbare beslistermijnen heeft aanvaard. De rechtbank wijst erop dat het niet de rechter is, maar juist de wetgever zelf die hier iets aan kan doen. De UHT werkt volgens het principe van ‘first in, first out’: aanvragen en bezwaren worden op volgorde van binnenkomst behandeld. Maar als iemand naar de rechter stapt, dan krijgt zijn of haar zaak voorrang. Deze uitzondering bemoeilijkt de afhandeling van de hele hersteloperatie, omdat de UHT dan capaciteit aan beroepsprocedures moet besteden. Als iedereen beroep instelt vanwege niet tijdig beslissen, dan merkt de UHT alle zaken als urgent aan. En als alle zaken urgent zijn, dan is geen enkele zaak urgent meer.

Collectieve belangen van alle gedupeerde ouders

Er zijn ook ouders die ervoor kiezen om te wachten op een beslissing van de UHT, ondanks de overschrijding van de beslistermijn. In de praktijk komt het er dan op neer dat deze ouders nog langer moeten wachten omdat de UHT voorrang geeft aan zaken die wél aan de rechter worden voorgelegd. De rechtbank vindt het belangrijk dat de UHT haar capaciteit inzet voor goede en zorgvuldige besluiten, die op volgorde van aanvraag kunnen worden genomen. Daarmee laat de rechtbank de collectieve belangen van alle gedupeerde ouders die in afwachting zijn van een beslissing van de UHT zwaarder wegen dan de belangen van de selectie van gedupeerde ouders die naar de rechtbank stappen omdat in hun dossier de beslistermijn is overschreden. Dit is niet alleen eerlijker voor de groep van gedupeerde ouders als geheel, maar voorkomt ook dat de beroepsprocedures vanwege niet tijdig beslissen de processen bij de UHT en de rechtspraak steeds meer gaan bepalen. De rechtbank zal voortaan als uitgangspunt hanteren dat de Belastingdienst/Toeslagen in UHT-zaken tot 1 juli 2024 de tijd krijgt om een besluit te nemen.

ECLI:NL:RBMNE:2023:1702

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws