De re-integratie (ex-)gedetineerde personen komt niet goed van de grond. De personen die het meest ondersteuning nodig hebben, worden niet bereikt. Dat zijn vooral de mensen die korter dan drie maanden in de gevangenis verblijven en de mensen met complexe problemen. Dat schrijven onderzoekers van de universiteit Leiden die in opdracht van het WODC onderzochten hoe (ex-)gedetineerde personen het re-integratieproces beleven. Het onderzoek is op 20 juni 2024 gepubliceerd.

De kans op herhaling van strafbaar gedrag na detentie is groot: binnen twee jaar komt bijna de helft van de ex‑gedetineerde personen weer met justitie in aanraking en bijna 27% komt weer in detentie terecht. Om deze recidivecijfers te verlagen, werken de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), reclassering (3RO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) samen aan de re-integratie van ex-gedetineerde personen. Volgens het beleid wordt er vanaf het begin van de detentie aan re-integratie gewerkt. Maar uit het onderzoek blijkt dat er nauwelijks aanbod aan re-integratieactiviteiten is voor de groep mannen die minder dan drie maanden in de gevangenis verblijven. Terwijl er juist binnen deze groep sprake is van (multi)problematiek, zoals problemen met alcohol en drugs, onderdak, op financieel of op psychisch gebied.

Onwenselijk gedrag

In Nederland verblijft slechts een derde van alle gedetineerde mannen en vrouwen meer dan drie maanden in de gevangenis. Voor deze personen bestaat wel een meer uitgebreid aanbod aan re-integratieactiviteiten. Maar of ze daar toegang toe krijgen, is (deels) afhankelijk gemaakt van het gedrag in detentie. Dat betekent dat gedetineerde personen met goed gedrag meer vrijheden en re-integratiemogelijkheden kunnen krijgen. Dat werkt goed voor de zelfredzame personen. Er zijn echter veel gedetineerde personen die niet zelfredzaam zijn en die zich vanwege hun complexe problematiek onwenselijk gedragen. Het systeem zorgt er dus ervoor dat personen die de ondersteuning het meest nodig hebben, juist de minste toegang tot re-integratieactiviteiten hebben.

Aanbevelingen uit het onderzoek

De onderzoekers doen in hun rapport verschillende aanbevelingen voor de vormgeving en de uitvoeringspraktijk van het re-integratiebeleid. Zo dienen re-integratiemogelijkheden voor iedereen in detentie toegankelijk te zijn, ongeacht het vertonen van wenselijk gedrag. Daarnaast is het van belang om beleid te maken zodat ook kortverblijvende personen in detentie kunnen werken aan re-integratie ofwel om alternatieven voor korte detenties nader te verkennen. Verder kan een betere afstemming van de regierol en informatie-uitwisseling tussen professionals de informatievoorziening naar (ex-) gedetineerde personen verbeteren en onduidelijkheid over aanvragen en processen verminderen. En door de opleiding en scholing van re-integratieprofessionals diepgaander te richten op het combineren van de duale taak van controle en begeleiding, kan de doelgroep die beter begrijpen. Daarbij dient ook aandacht te zijn voor de wijze waarop ze zich beter kunnen verbinden tot de (cultureel) diverse detentiepopulatie (interculturele competenties).

Van Bajes naar Buiten

Bron: www.wodc.nl

Laatste nieuws