In drie uitspraken van 23 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders in Nederland die daarvóór een tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne, eerder mag eindigen dan de tijdelijke bescherming van Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf.

In januari 2024 oordeelde de Afdeling (ECLI:NL:RVS:2024:32) dat uit de Europese Richtlijn Tijdelijke Bescherming volgt dat de tijdelijke bescherming van derdelanders met een tijdelijk verblijf eindigt op 4 maart 2024. Dit komt omdat de Staatssecretaris van JenV had besloten vanaf juli 2022 geen tijdelijke bescherming meer te verlenen aan derdelanders die tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne. Zij vallen volgens Afdeling daardoor niet onder het besluit van de Raad van de Europese Unie van oktober 2023, dat de tijdelijke bescherming verlengt tot en met 4 maart 2025. Enkele rechtbanken hebben daarna in rechtszaken over terugkeerbesluiten deze uitspraak van de Afdeling ter discussie gesteld. Uiteenlopende uitspraken van rechtbanken die hierop volgden, vormden mede aanleiding voor de Afdeling om prejudiciële vragen te stellen. Volgens het HvJ EU (ECLI:EU:C:2024:1038) kan een EU-lidstaat de tijdelijke bescherming aan derdelanders die tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne, eerder beëindigen dan voor Oekraïners, staatlozen en derdelanders met een permanent verblijf aan wie verplicht tijdelijke bescherming is geboden. Het gaat om facultatieve bescherming waarbij een EU-lidstaat niet verplicht is om aan die groep bescherming te bieden, maar hij mag dat wel doen. Dit betekent ook dat een EU‑lidstaat de voor bepaalde groepen vrijwillig geboden bescherming eerder mag beëindigen dan voor de groepen die hij verplicht tijdelijke bescherming moet bieden.

Uitspraak Raad van State

In lijn met het arrest van het HvJ EU oordeelt de Afdeling dat de tijdelijke bescherming voor de derdelanders die tijdelijk verblijf hadden in Oekraïne mag stoppen op 4 maart 2024. Het HvJ EU heeft ook prejudiciële vragen van de rechtbank in Amsterdam beantwoord. De rechtbank had gevraagd of de staatssecretaris de derdelanders met tijdelijk verblijf in terugkeerbesluiten mocht opdragen de Europese Unie te verlaten op het moment dat zij nog legaal in Nederland verbleven. In lijn met de antwoorden van het Hof, oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak dat dit niet mag. Pas als iemand illegaal in Nederland verblijft, mag een terugkeerbesluit worden genomen en hem worden opgedragen de Europese Unie te verlaten.

ECLI:NL:RVS:2025:1827
ECLI:NL:RVS:2025:1829
ECLI:NL:RVS:2025:1836

Bron: www.raadvanstate.nl

Laatste nieuws