Burgers en bedrijven mogen, als het aan de Minister van VenJ ligt, binnenkort camerabeelden publiceren van een diefstal, inbraak of vernieling. Nu is het particulieren en ondernemers wettelijk nog niet toegestaan om camerabeelden van verdachten te publiceren. De verspreiding van camerabeelden is straks niet langer in alle gevallen een zaak van politie en openbaar ministerie. De verwachting is dat door de inzet van deze ‘extra ogen en oren’ de pakkans toeneemt.
Een en ander staat in een wetsvoorstel van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) dat op 23 april 2015 naar verschillende adviesinstanties is gestuurd en op www.internetconsultatie is gepubliceerd. Daar kan tot 4 juni op de voorstellen worden gereageerd.
Tweede kans
Het nieuwe wetsvoorstel is een herziene versie van het wetsvoorstel over gebruik camerabeelden waarover de Raad van State in 2012 advies uitbracht (Kamerstukken 33 662). De Raad van State erkende destijds dat camera-beelden van strafbare feiten een nuttig hulpmiddel kunnen zijn bij de opsporing van strafbare feiten maar dat het wetsvoorstel echter vergaande mogelijkheden voor particulieren introduceerde om met dergelijke beelden zelf aan de slag te gaan. Een gedegen probleemanalyse en een toereikende onderbouwing van het nut en de noodzaak daarvan ontbraken toen volgens de Raad. Een goede Zo’n onderbouwing achtte de Raad van State vereist, omdat het hier gaat om persoonsgegevens waarvan de verwerking een aanzienlijke inbreuk maakt op de privacy van betrokkenen, zoals slachtoffers en omstanders bij strafbare feiten maar ook onterecht verdachte personen.
Maatschappelijke behoefte
Volgens de minister voorziet het voorstel in een maatschappelijke behoefte. Uit onderzoek blijkt dat 71 procent van de Nederlanders voorstander is van het uit de anonimiteit halen van criminelen met behulp van digitale middelen. Camerabeelden van strafbare feiten kunnen een belangrijke rol spelen bij de opsporing. Dat blijkt ook uit de opsporingsprogramma’s van de overheid, die een selectie van camera-beelden gebruiken. Bedrijfsleven en particulieren beschikken in ruime mate over bewakingscamera’s en smartphones. De opnamen die zij hiermee maken, zouden goede aanknopingspunten kunnen bieden om misdrijven op te lossen. Het regelen van publicatie van beelden van personen die een strafbaar feit plegen, dient twee doelen: • het ondersteunen van de opsporing en • het bevorderen van de zorgvuldigheid in de omgang met die beelden. De regering is van oordeel dat de huidige regeling, in feite inhoudend een breed verbod voor burgers en bedrijven om deze beelden te publiceren, onvoldoende tegemoet komt aan beide doelen. Om het opsporingspotentieel goed te benutten moet het immers mogelijk zijn dat burgers en bedrijven het internet kunnen gebruiken, en dat zij dat in overeenstemming met de wet kunnen doen. De publicatie van camerabeelden kan, juist kort na het plegen van een misdrijf, veel nut hebben. Op dit moment mag dat niet. Feitelijk worden beelden op dit moment echter regelmatig op het internet gezet, zonder enige vorm van afweging aan de hand van een kader dat de zorgvuldigheid van de publicatie kan waarborgen. Zo’n kader is er immers niet. Wanneer de regels op dit punt gemoderniseerd zijn, kan de handhaving daarvan zich richten op personen die zich, ondanks een duidelijk kader, niet houden aan de norm.
Diefstal en vernieling
Met het wetsvoorstel wordt geregeld dat het een ieder is toegestaan om onder voorwaarden (camera)beelden van diefstal en vernieling te publiceren ter ondersteuning van de opsporing met het oog op de identificatie van de verdachte. Er zijn echter wel voorwaarden aan die publicatie zijn verbonden. Een van de voorwaarden is dat het moet gaan om diefstal of vernieling. Beelden van geweldsdelicten kunnen ook in de toekomst alleen door de overheid gepubliceerd worden om te voorkomen dat beelden gepubliceerd worden die tot doorkruising van het opsporingsbelang of tot een groot risico op eigenrichting jegens de verdachte kunnen leiden. Daar komt bij dat de politie een hoge prioriteit toekent aan de opsporing van deze zware strafbare feiten. Deze delicten vallen dus buiten de werking van dit wetsvoorstel.
Een andere belangrijke voorwaarde die in dit wetsvoorstel wordt gesteld, is dat het plegen van het strafbare feit duidelijk blijkt uit de beelden. Dit voorkomt dat mensen ten onrechte van een strafbaar feit worden verdacht. Omdat de identificatie van de vermoedelijke dader vooropstaat, moeten het misdrijf zelf én de vermoedelijke dader duidelijk te zien zijn op de beelden. Bijvoorbeeld: een winkeldief steekt voor het oog van de camera spullen in zijn tas en loopt de winkel uit zonder te betalen. Ook moet eerst aangifte zijn gedaan van het betreffende delict en moeten de camerabeelden ter beschikking zijn gesteld aan de politie.