De voorzieningenrechter in Den Haag heeft de vordering van een tot levenslang veroordeelde man tot onmiddellijke invrijheidstelling afgewezen. De man had in een kort geding verzocht de Staat per direct te verbieden zijn levenslange gevangenisstraf verder uit te voeren, omdat zijn gratieverzoek ten onrechte was afgewezen. Wel moet de Staat hem tegemoetkomen door het aanbieden van zogenoemde resocialisatie-activiteiten die van belang zijn bij een beoordeling van zijn gratieverzoek.

Dit vloeit voort uit eerdere uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens die stellen dat een levenslang veroordeelde uitzicht moet hebben op terugkeer in de samenleving, zo oordeelt de voorzieningenrechter.
 

Resocialisatie meewegen

Bij het beoordelen van een gratieverzoek moet de Staat meewegen of de doelen van de straf gediend zijn bij het voortzetten van de gevangenisstraf. Het gaat daarbij om doelen zoals vergelding, bescherming van de samenleving, maar ook uitzicht van de gedetineerde op mogelijke terugkeer in de samenleving. Het volledig ontbreken van uitzicht op terugkeer in de samenleving is volgens het Europese Hof inhumaan. Daarom moeten (ook voor een levenslang gestrafte) resocialisatiemaatregelen worden getroffen, zodat het gedrag van de gedetineerde op dat punt kan worden beoordeeld. De staatssecretaris heeft bij de beoordeling van een gratieverzoek van de man in zijn besluit van 10 juni 2014 ten onrechte de resocialisatie van hem niet meegewogen.
Ook het gerechtshof Den Haag, aan wie de staatssecretaris op grond van de Gratiewet advies moest vragen over het gratieverzoek, heeft erop gewezen de resocialisatie van de man in de beoordeling van het gratieverzoek moest worden betrokken. Het gerechtshof heeft daarom aan de staatssecretaris om informatie daarover gevraagd en een definitief advies uitgesteld. Ten onrechte heeft de staatssecretaris dit verzoek van het gerechtshof genegeerd. In zijn uitspraak gebiedt de voorzieningenrechter de Staat om alsnog te starten met activiteiten gericht op de resocialisatie van de man, zodat bij de beoordeling van een nieuw gratieverzoek de resocialisatie van hem en zijn vorderingen op dat gebied kunnen worden meegenomen.
 

Levenslang

De man is bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 januari 1989 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf wegens het medeplegen van doodslag en drievoudige moord. Hij heeft tegen dit arrest cassatieberoep ingesteld, dat door de Hoge Raad werd verworpen. Op 5 december 1989 is het arrest van het gerechtshof onherroepelijk geworden. Hij is nu ruim 27 jaar gedetineerd.

ECLI:NL:RBDHA:2014:11541

Laatste nieuws