De rechtbank Gelderland wijst in een uitspraak van 29 mei 2024 alle onderzoekswensen af in een grootschalig drugsonderzoek. Volgens de rechtbank hebben de advocaten de noodzaak voor het horen van getuigen en inzage in stukken of datasets onvoldoende aangetoond. De verdediging had verzocht om het horen van verschillende getuigen en het verkrijgen van inzage in diverse documenten en datasets, gerelateerd aan het EncroChat-onderzoek.
De advocaten stelden zich op het standpunt dat de op EncroChat-data gebaseerde bewijsmiddelen onrechtmatig zijn verkregen of onbetrouwbaar zijn. Om beoordeling van de rechtmatigheid van het vooronderzoek en de betrouwbaarheid van de data mogelijk te maken, is het volgens hen noodzakelijk om een aantal getuigen te horen en inzage te krijgen in andere opsporingsonderzoeken en de volledige ruwe EncroChat-data. De rechtbank beoordeelde onder meer in hoeverre het arrest van het HvJ EU van 30 april 2024 over de uitleg van de EOB-richtlijn de noodzaak geeft tot nader onderzoek. Conclusies van de rechtbank in deze zaak:
- het vertrouwensbeginsel brengt met zich mee dat beslissingen van die Franse autoriteiten die aan het verrichte onderzoek de basis vormen, worden gerespecteerd en dat ervan wordt uitgegaan dat het onderzoek rechtmatig is verricht (ECLI:NL:HR:2023:913);
- in deze zaak is sprake van een samenwerking op basis van een JIT (Joint Investigation Team). Daarbinnen gelden andere regels dan tussen landen die op basis van EOB's (europees onderzoeksbevelen) samenwerken. Maar ook dan kan worden aangenomen dat Europese waarborgen als het recht op eerbiediging van het privéleven en de communicatie van het doelwit van de onderschepping in acht wordt genomen;
- Nederland had kijkend naar de doelstelling en inhoud van de JIT-overeenkomst, de beschikking van de rechters-commissaris en daarbij afgegeven machtigingen (126uba en 126t Sv), minst genomen eenzelfde niveau van wetenschap met betrekking tot de onderschepping als ware zij per formulier genotificeerd als bedoeld in art. 31 van Richtlijn 2014/41/EU betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken;
- mede vanwege de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die gemaakt zou kunnen worden en met de bedoeling om de belangen van de verdediging in de zin van art. 6 EVRM te waarborgen, is over Nederlandse gebruikers een extra rechterlijke toetsing naar Nederlandse maatstaven aangelegd. Daarmee is materieel voldaan aan wat het HvJ EU in het arrest van 30 april 2024 (ECLI:EU:C:2024:372) vereist met betrekking tot waarborgen;
- in deze zaak zijn de volledige dataset(s) van de desbetreffende verdachte(n) aan de verdediging verstrekt. Daarmee kan de verdediging in lijn met het arrest van het EHRM van 26 september 2023 (ECLI:CE:ECHR:2023:0926JUD001566920) die betrouwbaarheid voldoende toetsen. Inzage in andere opsporingsonderzoeken is voor een dergelijke toetsing niet noodzakelijk.
Bron: www.rechtspraak.nl