Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op 27 augustus 2024 geoordeeld dat de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) onvoldoende heeft onderzocht en gemotiveerd waarom het gebruik van kraamkooien in de varkenshouderij, ondanks het lijden van de zeugen, een redelijk doel dient.

Stichting Varkens in Nood (ViN) heeft de Minister van LVVN verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van kraamkooien bij een varkenshouderij. In een kraamkooi of kraambox kan een zogende zeug met biggen zich niet vrij bewegen of omdraaien. De minister heeft dit verzoek afgewezen, omdat het gebruik niet in strijd zou zijn met de wet. Het gebruik dient een redelijk doel, namelijk het verminderen van biggensterfte.

Uitspraak CBb

Het CBb oordeelt dat de minister niet zorgvuldig en goed gemotiveerd de gevraagde handhaving tegen kraamkooien heeft afgewezen. De minister erkent dat zeugen door kraamkooien lijden als gevolg van het gebrek aan bewegingsvrijheid. Waarom er desondanks een redelijk doel is gediend met het gebruik van kraamkooien, heeft de minister niet duidelijk gemaakt. De minister heeft niet onderbouwd of de biggensterfte bij de varkenshouderij vermindert door het gebruik van kraamkooien en - zo ja - of daarvoor een langer gebruik dan drie of vier dagen na de geboorte nodig is. Daarmee is de conclusie dat geen sprake is van een overtreding van art. 1.6, eerste lid, van het Besluit houders van dieren in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De minister heeft ook niet goed gemotiveerd waarom de inperking van de leefruimte van een zeug op zichzelf al niet in strijd is met de wet. De minister moet nieuw onderzoek doen bij de varkenshouderij en binnen nu en acht weken een nieuw besluit nemen.

ECLI:NL:CBB:2024:578

Bron: www.rechtspraak.nl

Laatste nieuws