De medewerkster die een melding deed van pogingen tot beleidsbeïnvloeding van WODC-onderzoeken door beleidsdirecties van het ministerie van Justitie en Veiligheid, had goede redenen om dit te vermoeden.
Dat blijkt het onderzoeksrapport ‘De melding terecht’ van WODC Commissie III, die in opdracht van minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid onderzoek deed naar de afhandeling van een klacht van een medewerker van het WODC. Het WODC is het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoeksinstituut en onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid. De klacht betreft mogelijke (beleids)beïnvloeding van (drugs) onderzoeken van het WODC (in 2013/2014).
Drie commissies
De WODC Commissie III, onder voorzitterschap van prof.dr.mr. Evert Verhulp (hoogleraar Arbeidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam), maakte vandaag als eerste van de drie door Grapperhaus ingestelde commissies over dit onderwerp, haar conclusies bekend. WODC Commissie I (over de vraag of er daadwerkelijk beïnvloeding heeft plaatsgevonden) en WODC Commissie II (over de onafhankelijkheid van onderzoek) komen later met hun bevindingen.
Misstand
WODC Commissie III concludeert dat de ervaringen en waarnemingen van de klokkenluidster bij het WODC, voldoende basis bieden voor het vermoeden van een misstand, zoals beschreven in het Besluit melden vermoeden misstand Rijk en Politie (dat tot 2017 in werking was). De melding over de negatieve bejegening van de medewerkster door de directeur ziet de commissie ook als vermoeden van een misstand, vanwege de directe relatie met de melding over beleidsbeïnvloeding. Daarnaast bevestigt een mail waarin staat dat de toenmalige minister ‘sturing’ op een onderzoek wil, ook het vermoeden van een poging tot beleidsbeïnvloeding.
Zorgvuldigheid
De melding van de medewerkster van het WODC had door de directeur van het WODC en de SG inhoudelijk moeten worden behandeld als melding volgens de regels van het Besluit. Dat is niet gebeurd. Zij hebben de melding van deze medewerkster niet met de vereiste zorgvuldigheid behandeld.
Een vertrouwenspersoon en de leidinggevende van de melder (het hoofd van de afdeling EWB), die ook de melding inhoudelijk kenden, hebben de melding wel met de vereiste zorgvuldigheid behandeld. Van hen is te billijken dat zij de anonimiteit van de melder voorop hebben gesteld. De medewerkster had bij hen namelijk dringend verzocht anoniem te blijven en niets te doen dat haar anonimiteit zou kunnen schaden. De melding aan de raad van advies ziet de commissie niet als melding van een misstand zoals bedoeld in het Besluit.
Aanpassen regelgeving
De commissie constateert dat de huidige regelgeving zoals vastgelegd in het Besluit (tot 2017) en de Klokkenluidersregeling (vanaf 2017) niet aansluit bij de praktijk en zou moeten worden aangepast. Het Besluit verplicht de ontvanger om de anonimiteit van de melder te waarborgen. Daarentegen heeft de ontvanger van een klacht ook de plicht om direct de hoogste ambtenaar hierover te informeren. Het één verhoudt zich slecht tot het ander.
Aanbevelingen
De commissie doet vier aanbevelingen. Het begrip melding (klacht) moet beter worden gedefinieerd en een melding zou schriftelijk gedaan moeten worden. Daarnaast moeten de taken van de vertrouwenspersoon worden gescheiden. Een melding (klacht) waarvan de afzender niet anoniem kan blijven als die melding eenmaal in behandeling wordt genomen, kan niet zonder meer als een formele melding gezien worden. Tot slot pleit de commissie voor meer aandacht voor de bescherming van mensen die een vermoeden van een misstand melden.