Mediation in strafzaken (MiS) wordt slechts bij 1% van de jaarlijkse strafzaken toegepast. In de periode 2017-2022 ging het om 7.905 zaken, waarvan 1.431 zaken met een jeugdige verdachte. Dat staat in een op 13 mei 2024 gepubliceerd WODC-onderzoek naar MiS. Van alle verwijzingen naar mediation binnen de rechtspraak gaan de meesten over MiS. In de periode 2017-2022 was dat 42% van alle verwijzingen.
Sinds 2017 kunnen slachtoffers en verdachten worden doorverwezen naar MiS. De bij de mediation gemaakte afspraken worden door de officier van justitie of de rechter meegewogen bij het nemen van een beslissing over de zaak. Verwijzers zeggen in het onderzoek dat ze zaken waarbij het slachtoffer en de verdachte elkaar kennen en verkeerszaken het meest geschikt vinden voor mediation. Bij zwaardere zaken en zaken waarbij slachtoffer en verdachte elkaar niet kennen, ervaren verwijzers een hogere drempel om het slachtoffer te benaderen. Ze veronderstellen vaak dat slachtoffers geen behoefte hebben aan contact. De registratiegegevens lijken echter uit te wijzen dat na verwijzing het mediation-traject even vaak start bij zwaardere als bij lichtere feiten, ook wordt even vaak overeenstemming bereikt. Terughoudendheid om te verwijzen is daarmee een oorzaak van de beperkte inzet van MiS. Verder bestaat er volgens de onderzoekers de misvatting dat MiS niet kan worden ingezet parallel aan strafrechtelijke vervolging. Daarom verwijzen officieren van justitie het liefst zo vroeg mogelijk, zodat niet op de mediation-uitkomst hoeft te worden gewacht bij het nemen van de beslissing over de zaak. In de praktijk is die vroege verwijzing vaak niet haalbaar, omdat slachtoffers en verdachten hier niet voor openstaan of omdat het niet in het belang is van het strafrechtelijk onderzoek. Rechters verwijzen vrijwel uitsluitend vanaf de inhoudelijke zitting. De zaak moet dan worden aangehouden, hetgeen onwenselijk wordt gevonden vanuit het oogpunt van efficiƫntie en een tijdige uitspraak in de zaak.
Mediation als recht in het strafproces
Volgens de onderzoekers is er sprake is van een groot onbenut potentieel aan zaken waarin slachtoffers en verdachten gebaat kunnen zijn bij MiS, maar die nu niet worden verwezen. Ook met betrekking tot de inbedding bij OM en rechtspraak en de samenwerking met advocaten en ketenpartners kunnen nog stappen worden gezet. Het WODC pleit er op basis van de bevindingen uit het onderzoek voor om Mediation in strafzaken te onderzoeken als recht van slachtoffers en verdachten in het strafproces. Dat zou onder meer kunnen door:
- Tegengaan van oneigenlijke selectiviteit in het verwijsproces. Onderdeel hiervan kan zijn verdere integratie van MiS in de werkprocessen van het OM en de rechtspraak, continue inzet op bewustwording onder medewerkers en betere motivering van afgewezen verzoeken.
- Versterken van de rol van de mediation-bureaus. Onderdeel hiervan kan zijn het mogelijk maken van directe aanmelding door ketenpartners, advocatuur en slachtoffers en verdachten en mediation-functionarissen in alle zaken de eerste uitvraag bij het slachtoffer te laten doen.
- Streven naar een sterkere organisatorische inbedding van MiS in het strafproces, zonder het unieke karakter te verliezen. Onderdeel hiervan kan zijn intensievere betrokkenheid van ketenpartners en advocaten bij het mediation-traject en het standaard terugkoppelen van de beslissing in de strafzaak aan mediation-bureaus en mediators.
- Aanpakken van knelpunten in voorlichting en communicatie. Meer aandacht voor de behoeften van slachtoffers en verdachten met betrekking tot informatievoorziening en de timing van het mediationaanbod. Meer aandacht in voorlichting aan verwijzers en ketenpartners voor de mogelijke psychologische voordelen van deelname aan MiS voor zowel slachtoffers als verdachten, ook in zwaardere zaken en zaken waarbij de partijen elkaar niet kennen, en voor het gegeven dat MiS niet in de plaats komt van de strafrechtelijke afdoening.
Plan- en procesevaluatie Mediation in strafzaken
Bron: www.wodc.nl