In opdracht van het WODC evalueerde Regioplan vier maatregelen om het aantal verdachten dat weigert mee te werken aan een gedragskundig onderzoek terug te dringen. Conclusie van het op 31 januari 2023 gepubliceerde onderzoek is dat van de in 2019 doorgevoerde maatregelen en wetswijzigingen weinig effect kan worden verwacht op het terugdringen van het aantal weigeraars.

Het komt regelmatig voor dat verdachten medewerking aan gedragskundig onderzoek weigeren, in het bijzonder bij het klinisch gedragskundig onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC). Om dit tegen te gaan, heeft het Ministerie van JenV een weigeraanpak ontwikkeld. Regioplan heeft vier van de acht maatregelen van deze aanpak onderzocht:

  1. de regeling weigerende observandi;
  2. de aanscherping van het begrip ‘stoornis’;
  3. de verduidelijking van het risicocriterium;
  4. de aanpassing van de rechtspositie van tbs-gestelden.

Beperkte meerwaarde Regeling weigerende observandi

Het Besluit adviescommissie gegevensverstrekking weigerende observandi (Stb. 2019, 435) maakt het mogelijk om in bepaalde gevallen zonder toestemming van de verdachte en na advies van een speciale adviescommissie bestaande medische gegevens op te vragen voor gedragskundig onderzoek. Het onderzoek laat zien dat de meerwaarde van de regeling beperkt wordt geacht. Sinds de inwerkingtreding eind 2019 is de regeling slechts één keer ingezet. Dit heeft mogelijk te maken met knelpunten in de toepassing van de regeling, zoals achterhalen van de gegevens van de behandelaar en de langere duur van de rechtszaak voor een verdachte. Ook is de doelgroep voor deze regeling niet zo groot. Bij de meeste verdachten zijn er andere mogelijkheden om informatie te verzamelen in het gedragskundig onderzoek. Bijvoorbeeld gedragsobservatie tijdens het verblijf in het Pieter Baan Centrum of eerder opgestelde gedragskundige rapportages.

Stoornisbegrip, risicocriterium en rechtspositie

Het algemene beeld van de andere maatregelen van de weigeraanpak die in dit onderzoek geëvalueerd zijn is dat er draagvlak voor is, maar dat ze in de praktijk beperkt effectief zijn. De tweede en derde maatregel zijn wijzigingen in artikel 37a Wetboek van Strafrecht over de tbs-maatregel. Zo is het begrip ‘stoornis’ aangescherpt en het risicocriterium verduidelijkt. Het doel was om daarmee het artikel te verduidelijken, maar de strekking van het artikel is volgens geïnterviewde deelnemers niet veranderd. Daardoor wordt geen effect verwacht voor de uitvoeringspraktijk. Een vierde maatregel gaat over de verlofregeling voor tbs-gestelden en heeft als doel dat advocaten hun cliënten positiever adviseren over de tbs-maatregel: hierdoor zou de weigerproblematiek kunnen verminderen. Uit het onderzoek blijkt dat advocaten voorstander zijn van deze maatregel met het oog op de rechtspositie. Toch zullen ze hun advies hierdoor niet direct wijzigen. Advocaten baseren hun advies meer op andere factoren, zoals goede doorstroom tijdens de tbs-behandeling en duidelijkheid over de duur van de tbs-maatregel.

Deelevaluatie vier maatregelen weigeraanpak

Bron: www.wodc.nl

Laatste nieuws