Juristen krijgen vaak te horen dat ze toegankelijke taal moeten gebruiken. Commentaar richt zich vaak vooral op woordkeuze en formulering. Maar deze zijn veel minder belangrijk voor de begrijpelijkheid van een tekst dan algemeen wordt aangenomen. Het zijn slechts symptomen van een onderliggend probleem.
Op het blog van het NJB staat een bijdrage van Geerke van der Bruggen en Margriet de Groot (Alleen Jip-en- Janneke-taal is niet de oplossing) waarin gesteld wordt dat de strijd tegen juridisch jargon en archaïsch taalgebruik oppervlakkig is en niet echt bijdraagt tot de begrijpelijkheid van juridische teksten. De juridische wereld zou er daarom goed aan doen om de werkelijke oorzaak van ontoegankelijke teksten aan te pakken in plaats van te blijven hangen in symptoombestrijding.
Als je juristen - en daarmee de samenleving - echt wilt helpen om toegankelijke teksten te schrijven, dan moet je ze handvatten geven voor de fase die voorafgaat aan het schrijven. Bovendien moeten ze de tijd krijgen om hun denken ruimte te geven zonder meteen tekst te hoeven produceren. Pas dan hebben juristen de kans om betogen te schrijven waarin de inhoud voorop staat.