De Hoge Raad heeft drie klachten tegen advocaat-generaal Wattel van het parket bij de Hoge Raad wegens een door hem geschreven Vooraf in het Nederlands Juristenblad ongegrond verklaard. Klagers zagen de column als ontoelaatbare inmenging in in Nederland aanhangige procedures.
In het Vooraf Punitive psychiatry, punitive taxation? uit augustus 2012 (NJB 2012/1589) geeft de AG zijn mening over hoe volgens hem in sommige landen belastingheffing wordt ingezet als strafmaatregel. Hij ziet de onteigening van het bedrijf Yukos in Rusland als een voorbeeld daarvan. Ook noemt hij de beschuldiging van belastingontduiking tegen de Chinese kunstenaar Ai Wei-wei in dit verband. Over de onteigening van Yukos lopen (ook) in Nederland diverse juridische procedures. Naar aanleiding van deze publicatie zijn bij de procureur-generaal drie klachten ingediend. De klagers zien de door de AG in het NJB geventileerde mening als inmenging in in Nederland aanhangige procedures waarin zij als partij zijn betrokken. De procureur-generaal heeft gevorderd dat de Hoge Raad onderzoek instelt naar de gedragingen van de AG waarover is geklaagd.
Op persoonlijke titel en prikkelend tot debat
De Hoge Raad oordeelt op 7 maart 2014 op basis van dit onderzoek dat de AG zich in deze column niet rechtstreeks uitliet over concrete juridische kwesties in deze aanhangige of nog te voeren procedures. Omdat hij zijn column schreef als redacteur van het NJB was zijn bijdrage voor het lezerspubliek onmiskenbaar een bijdrage op persoonlijke titel aan het juridisch-wetenschappelijk discours en gold zijn mening niet als die van het parket waarvan hij deel uitmaakt. R.o. 6.5 verwoordt dat als volgt: ‘De aard van de op persoonlijke titel geschreven discussiebijdrage die [betrokkene] in zijn hoedanigheid van redacteur van het NJB, een tijdschrift met een wetenschappelijk karakter, heeft gepubliceerd, brengt mee dat die bijdrage door het lezerspubliek onmiskenbaar als deelname aan het vrije juridisch-wetenschappelijke discours zal worden beschouwd, waarbij diens mening niet op enigerlei wijze geldt als die van het parket of van met rechtspraak belaste ambtenaren. Dat wordt niet anders als de nadruk zou worden gelegd op de door hem tevens beklede functie van advocaatgeneraal, welke functie bovendien uit haar aard geen rechtsprekende is en welke functie bovendien ook bij de directe vervulling daarvan ruimte laat voor het laten doorklinken van persoonlijke opvattingen. Aan de gewraakte opinie komt geen verder reikende strekking toe dan als tot debat prikkelende uiting van [betrokkene], die onvoldoende verband houdt met de merites van een concreet geschil waarbij de klaagster betrokken is of kan zijn. Dit persoonlijke en opiniërende karakter is voor het publiek, ook voor de rechters die mogelijk in de bedoelde procedures zouden moeten oordelen, onmiddellijk herkenbaar. Op grond van een en ander wordt aan het gezag van of het vertrouwen in de rechtspraak geen afbreuk gedaan.’
Ongegrond
De vrees van de klagers dat rechters hierdoor tot een voor hen ongunstige beslissing zullen komen, is dus niet gerechtvaardigd omdat het hier om tot debat prikkelende uitlatingen van een AG gaat, die onvoldoende verband houden met concrete geschillen. De klachten worden dan ook ongegrond verklaard.