In het jaarverslag van de Rechtspraak over 2020 uit Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, zijn zorgen over de coronasteunwetgeving en de Jeugdwet. In beide gevallen ligt onrecht op de loer, schrijft hij in zijn jaarbericht, waarmee het jaarverslag traditioneel opent. De Rechtspraak wil meer betrokkenheid tonen bij bestaand beleid en wetgeving. Rechters zien dagelijks de effecten van wetgeving en de uitvoeringspraktijk. Door deze ervaringen te delen kunnen volgens Naves onrechtvaardige situaties in de toekomst worden voorkomen.

De Rechtspraak adviseert regelmatig over toekomstige wetgeving maar vraagt zich af of het wel genoeg is om te adviseren over iets wat nog wet moet worden en (grondig) kan veranderen door het parlementaire proces? Moet de Rechtspraak niet vaker haar kijk geven op wetten die er al zijn en die de rechter elke dag toepast? Zij zien dagelijks in processtukken en tijdens zittingen de effecten van wetgeving en de uitvoeringspraktijk. Is de Rechtspraak het niet aan de samenleving verplicht om die ervaringen te delen? Maar als zij dat doet, hoe kan dan worden voorkomen dat wetgever of bestuur van hun stoel worden gedrukt?

Dat zijn vragen waarop de Rechtspraak het antwoord wil vinden in overleg met rechters en andere collega’s binnen de organisatie, en vervolgens met andere rechterlijke instanties en staatsmachten. 


Onbekend terrein

In dit jaarverslag 2020 is voor het eerst te lezen welke tendensen vanuit de Rechtspraak waargenomen zijn in wets- en beleidsvoorstellen op het terrein van de rechtspleging. Het is een eerste, voorzichtige poging waarmee de Rechtspraak meer betrokkenheid wil tonen bij bestaand beleid en wetgeving. Daarmee begeeft zij zich op onbekend terrein, volledig bewust van de grenzen die de scheiding der machten dicteert. Tegelijkertijd moet respect voor de trias een open gesprek niet in de weg staan. Zeker niet als zo’n gesprek onrechtvaardigheid kan voorkomen.

De bijdrage van de Rechtspraak wil constructief en dienend zijn aan de samenleving en het evenwicht tussen de staatsmachten niet verstoren. Naves erkent dat het een zoektocht vol gevoeligheden zal worden maar hij denkt wel dat deze koorddans noodzakelijk is. Want er zijn zorgen. Naar aanleiding van de toeslagenaffaire wil de Rechtspraak proberen in kaart te brengen of er op meer plekken vergelijkbare problemen spelen. Of jurisprudentie te knellend is, wetten te rigide zijn of de uitwerking daarvan schrijnend.


Dreigend onrecht

Zo zijn er bijvoorbeeld zorgen over de coronasteunwetgeving en het gebrek aan ruimte voor maatwerk daarin. In elk geval de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) herbergen het risico hard – misschien wel te hard – uit te pakken voor sommige mensen. De expliciete datum die bepaalt of wel of geen steun kan worden verleend, kan onrecht in de hand werken en het is maar de vraag of de rechter ruimte heeft om dit onrecht in de zittingszaal te corrigeren. Aan de hand van de rechtszaken die hierover worden gevoerd, zal de Rechtspraak in de gaten houden of dit dreigende onrecht zich daadwerkelijk manifesteert. En als dat geconstateerd wordt zal dat actief onder de aandacht gebracht worden.

Een ander voorbeeld dat Naves is zijn Jaarbericht aanhaalt is de Jeugdwet. In 2012 bracht de Raad voor de rechtspraak een uitgebreid advies hierover uit. Het doel van de wet werd onderschreven maar er werden ook zorgen geuit over onderdelen ervan. Inmiddels is het wetsvoorstel van destijds al een aantal jaren wet en is duidelijk geworden dat kinderen die hulp nodig hebben ondanks deze wet – of misschien zelfs wel als gevolg daarvan – in de knel zitten. Dat ligt niet alleen aan de wet, maar ook aan de uitvoering en de schaarse middelen die ervoor beschikbaar zijn. Aanpassing van het stelsel is nodig, zodat kinderen en ouders niet meer zo lang op hulp hoeven te wachten. De Rechtspraak ziet het expliciet als haar taak om haar ervaringen te delen. Zodat er een beter jeugdhulpsysteem komt dat het recht op een gezonde ontwikkeling van kinderen ondersteunt. 

Het zijn slechts twee observaties, maar Naves meent dat het delen van dit soort observaties ook valt onder het bieden van rechtsbescherming.


Jaarverslag

Uit het eigenlijke jaarverslag is af te leiden dat de coronacrisis is in 2020 van grote invloed is geweest op de gang naar de rechter en de processen binnen de Rechtspraak. Het aantal afgehandelde rechtszaken daalde met 11 procent ten opzichte van 2019. In totaal werd in 2020 in 1,37 miljoen zaken rechtgesproken, ongeveer 170.000 zaken minder dan in 2019. Onder meer door de versnelde invoering van digitale voorzieningen, zoals online zittingen en veilig e-mailen, kon de Rechtspraak blijven functioneren tijdens de coronacrisis.

Ruim driekwart (76 procent) van de afgehandelde zaken waren civielrechtelijke handelsgeschillen en familiezaken (rechtbank, hof en kanton). 17 procent van de zaken was een strafzaak, de resterende 7 procent bestond uit bestuursrechtzaken, vreemdelingenzaken en belastingzaken. Het aandeel strafzaken nam iets af en het aandeel civiele zaken nam iets toe in 2020 vergeleken met de verdeling in 2019.


Corona-achterstanden in het strafrecht

Door de uitbraak van het virus konden veel fysieke zittingen tussen 17 maart en 11 mei 2020 niet plaatsvinden. Ongeveer 14.000 misdrijfzaken bij de rechtbanken en ruim 3.000 strafzaken bij de gerechtshoven konden niet door de rechter worden behandeld. De daaruit voortvloeiende achterstanden in misdrijfzaken worden in samenspraak met het OM weggewerkt. Onder andere met behulp van avondzittingen, het behandelen van meer zaken door 1 rechter in plaats van 3 en meer OM-strafbeschikkingen voor lichte zaken. Ook zijn er rechters ingezet die met pensioen zouden gaan of dat al waren. De door de coronacrisis ontstane achterstanden in misdrijfzaken zijn in februari 2021 voor 70 procent ingelopen. Naar verwachting is de achterstand uiterlijk eind 2021 volledig weggewerkt.


Werkzaam binnen de Rechtspraak

Meer dan 10.000 mensen zijn werkzaam binnen de Rechtspraak. Dit waren in 2020 9.101 rechtspraakmedewerkers, die ruim 2.500 rechters en raadsheren ondersteunden. Van de rechters en raadsheren was ruim 60 procent vrouw (1.282 vrouw, 850 man). Vorig jaar waren 215 rechters en raadsheren in opleiding en zijn 19 gepensioneerde rechters heringetreden als rechter-plaatsvervanger om binnen verschillende rechtsgebieden te helpen met het wegwerken van achterstanden. Inmiddels werken in totaal zo’n 75 rechters door na hun pensioendatum.


Wrakingsverzoeken

Wie betrokken is bij een rechtszaak en vindt dat de rechter een zaak niet onpartijdig kan beoordelen, kan door middel van een wrakingsverzoek vragen deze rechter te laten vervangen door een andere. Een gering deel van de wrakingsverzoeken wordt daadwerkelijk gehonoreerd, gemiddeld zo'n 3 procent van het totaal. In 2020 werden er 675 wrakingsverzoeken ingediend, waarvan 549 bij de rechtbanken, 111 bij de gerechtshoven, 12 bij de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en 3 bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). In totaal werden 17 wrakingsverzoeken gegrond verklaard.

 

Lees het gehele jaarverslag hier: https://jaarverslagrechtspraak.nl/

Laatste nieuws