De beoordeling van signalen over mensen die mogelijk radicaliseren, gebeurt niet overal volgens dezelfde vastgelegde criteria. Het risico bestaat daardoor dat mensen die radicaliseren aan de aandacht ontsnappen of dat mensen juist onterecht als geradicaliseerd worden gezien. Dat schrijft de Inspectie Justitie en Veiligheid in een op 8 augustus 2024 gepubliceerd rapport.
Om te zorgen dat alle organisaties samenwerken bij het voorkomen en aanpakken van radicalisering bestaat de persoonsgerichte aanpak radicalisering. In deze aanpak proberen organisaties, zoals de politie en gemeenten radicalisering van personen te voorkomen. Een belangrijk onderdeel van dit proces is dat het OM, de politie en de gemeenten samen in een zogenoemde weegploeg de binnengekomen signalen van radicalisering beoordelen op basis van objectieve vastgestelde criteria. De Inspectie ziet dat in veel gemeenten de samenwerking in weegploegen met politie en OM goed gaat maar ook dat in bepaalde gemeenten de vroegsignalering van radicalisering nog in de kinderschoenen staat. Vaak maken deze organisaties eerst een eigen beoordeling van de binnengekomen signalen. Dit gebeurt niet altijd op basis van uniforme en objectieve criteria. Hierdoor kunnen signalen onjuist, eenzijdig en vanuit een tunnelvisie worden beoordeeld en soms niet de weegploeg bereiken. Ook kan het ontbreken van gelijke, objectieve criteria ertoe leiden dat de beoordeling van eenzelfde signaal kan verschillen per regio en per organisatie. Daardoor bestaat de kans dat zo’n signaal niet meer in gezamenlijkheid wordt besproken. De Inspectie doet de volgende aanbevelingen:
Aan de minister:
- Schep éénduidige kaders voor het proces van het brengen van een signaal in de weegploeg. Creëer hierbij in ieder geval eenduidige, objectieve en landelijke normen wanneer sprake is van een signaal dat dient te worden besproken in de weegploeg. Betrek hierbij ook de relatie tussen (het doel van) de integrale beoordeling van de weegploeg en het interne proces (en de eigen taakstelling) van de politie.
Aan alle kernpartijen:
- Breng de huidige werkwijze in alle regio’s in lijn met het proces zoals beschreven in het modelconvenant. Dit betekent dat de eerste beoordeling integraal dient plaats te vinden en te worden vastgelegd, op basis van alle informatie en op grond van objectieve en uniforme criteria. Hierbij dient vanzelfsprekend rekening te worden gehouden met de voortgang van het wetsvoorstel en de beoogde landelijke uniformiteit;
- Onderzoek of een aparte lokale aanpak en structuur voor Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER) noodzakelijk is of dat gebruik kan worden gemaakt van bestaande overleggremia op het gebied van zorg en veiligheid, waarbij ook gebruik kan worden gemaakt van deze (ICT-)voorzieningen voor het verwerken van gegevens.
Aan de gemeenten:
- Verbeter de zichtbaarheid, de inrichting en de werking van de meldpunten;
- Verbeter de aansluiting en de toerusting van het netwerk van de professionals.
Aan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV):
- Coördineer en faciliteer de opvolging van de hierboven beschreven verbeterpunten. Breng capaciteit, kennis, ervaring en de best practices samen. Voorkomen dient te worden dat de verschillende regio’s afzonderlijk van elkaar hetzelfde wiel gaan uitvinden;
- Draag zorg voor het realiseren van landelijke uniformiteit in werkwijze en in het gebruik van objectieve criteria;
- Coördineer en faciliteer de totstandkoming van meer handvatten voor informatiedeling in de fase voorafgaand aan het casusoverleg.
Rapport Onderzoek Vroegsignalering van radicalisering in het lokale domein
Bron: www.inspectie-jenv.nl