Een openbaar bestuur mag, om te komen tot een volkomen neutrale overheidsomgeving, op het werk zichtbare tekens van levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuigingen verbieden. Dat verbod discrimineert niet als het op een algemene manier en zonder onderscheid geldt voor alle personeelsleden van dat openbaar bestuur en het beperkt blijft tot wat strikt noodzakelijk is. Dat is het antwoord op 28 november 2023 van het HvJ EU op vragen van een Belgische rechter.
Een werkneemster van een gemeente in Belgiƫ is bureauchef en heeft nauwelijks contact met gebruikers van de openbare dienst. Zij mocht op het werk haar islamitische hoofddoek niet dragen. De gemeente heeft haar arbeidsreglement gewijzigd en gemeentelijke medewerkers zijn nu verplicht om strikte neutraliteit in acht te nemen: alle vormen van bekeringsijver zijn verboden en werknemers, ook degenen die geen contact hebben met de inwoners van de gemeente, mogen geen opvallende ideologische of godsdienstige tekens dragen. De betrokkene heeft zich tot de rechter gewend om te doen vaststellen dat haar godsdienstvrijheid is geschonden en dat zij slachtoffer is van discriminatie. De arbeidsrechtbank van Luik, die zich over de zaak moet uitspreken, vraagt zich af of de door de gemeente opgelegde strikte neutraliteit leidt tot discriminatie die strijdig is met het Unierecht.
Arrest HvJ EU
Het Hof antwoordt dat het beleid van strikte neutraliteit dat een openbaar bestuur aan zijn werknemers oplegt om te komen tot een volkomen neutrale overheidsomgeving, kan worden beschouwd als objectief gerechtvaardigd door een legitiem doel. Maar als een ander openbaar bestuur kiest voor een beleid dat op een algemene manier en zonder onderscheid toestaat dat er zichtbare tekens van onder meer levensbeschouwelijke of godsdienstige overtuigingen worden gedragen, ook in contacten met gebruikers van gemeentelijke diensten, of voor een verbod op het dragen van die tekens dat beperkt is tot situaties waarin er sprake is van dat soort contacten, is dat ook gerechtvaardigd. Elke lidstaat heeft namelijk, net als alle lagere overheden binnen hun bevoegdheden, een beoordelingsmarge bij het invullen van de neutraliteit van de openbare dienst die die staat, afhankelijk van de specifieke eigen context, op het werk wil bevorderen. Dat doel moet echter coherent en systematisch worden nagestreefd, en de genomen maatregelen om het te bereiken moeten beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is. De nationale rechter moet nagaan of aan die eisen is voldaan.
HvJ EU 28 november 2023, ECLI:EU:C:2023:924
Bron: www.curia.europa.eu