Een lidstaat mag de deelneming van externe financiële investeerders in het kapitaal van een advocatenvennootschap verbieden. Zo’n beperking van de vrijheid van vestiging en van het vrije verkeer van kapitaal wordt gerechtvaardigd door de doelstelling dat advocaten hun beroep onafhankelijk en met inachtneming van hun beroeps- en gedragsverplichtingen moeten kunnen uitoefenen. Dat is op 19 december 2024 het antwoord van het HvJ EU op prejudiciële vragen van een Duitse rechter.
De Duitse advocatenvennootschap Halmer Rechtsanwaltsgesellschaft is van het tableau geschrapt omdat een Oostenrijkse besloten vennootschap met zuiver financiële doeleinden aandelen in haar had verworven. Volgens de destijds toepasselijke Duitse regeling konden namelijk alleen advocaten en beoefenaren van bepaalde vrije beroepen vennoot van een advocatenvennootschap worden. De tuchtrechter heeft het Hof gevraagd of die regeling verenigbaar is met het Unierecht.
Uitspraak HvJ EU
Het Hof antwoordt dat het Unierecht, meer bepaald het vrije verkeer van kapitaal en de dienstenrichtlijn, waarin de vrijheid van vestiging is geconcretiseerd, zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan aandelen in een advocatenvennootschap niet mogen worden overgedragen aan een zuiver financiële investeerder en die bepaalt dat die vennootschap, wanneer zij niet voldoet aan die regeling, van het tableau wordt geschrapt. Die beperking van de vrijheid van vestiging en van het vrije verkeer van kapitaal wordt gerechtvaardigd door dwingende redenen van algemeen belang. Een lidstaat mag er namelijk van uitgaan dat advocaten hun beroep niet onafhankelijk en met inachtneming van hun beroeps- en gedragsverplichtingen kunnen uitoefenen wanneer zij werken voor een vennootschap waarvan bepaalde vennoten uitsluitend als zuiver financiële investeerder handelen zonder het beroep van advocaat uit te oefenen dan wel een ander beroep waarvoor vergelijkbare regels gelden. Een dergelijke beperking gaat niet verder dan noodzakelijk is om het nagestreefde doel te bereiken.
Alternatieve bedrijfsstructuren advocatuur
In Nederland is het aanpassen van de regelgeving rondom bedrijfsstructuren in de advocatuur onderzocht door onderzoekers van de Erasmus Universiteit Rotterdam in opdracht van het Ministerie van JenV. In een 24 oktober 2024 gepubliceerd onderzoek schreven zij dat de bestaande advocatenregels de wijze waarop advocaten hun onderneming mogen structureren beperken. Alternatieve bedrijfsstructuren in de advocatuur met maatschappelijk toegevoegde waarde verdienen volgens de onderzoekers toelating. Met duidelijke regulering en een onafhankelijke regelgever kunnen nieuwe vormen van toegankelijke juridische dienstverlening bijdragen aan betaalbare en goede juridische dienstverlening en kunnen ongewenste aanbieders worden geweerd.
Bron: www.curia.europa.eu