De Nederlandse regering hoeft bepaalde informatie over de aanloop van de vliegramp met de MH17 niet vrij te geven aan mediabedrijven. Dat is het antwoord op 18 januari 2024 van het HvJ EU op vragen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Bij de op 17 juli 2014 neergeschoten vlucht kwamen 298 inzittenden om het leven, onder wie 196 Nederlanders.
In 2018 hebben RTL Nederland en RTL Nieuws de Nederlandse regering verzocht om informatie over dit voorval. De bevoegde minister heeft dit verzoek afgewezen en erop gewezen dat de betrokken informatie vertrouwelijk is op grond van het nationale recht en het Unierecht. RTL Nederland en RTL Nieuws betwisten deze vertrouwelijkheid. Daarnaast beroepen zij zich in het kader van het hoger beroep dat zij bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hebben ingesteld op het grondrecht van vrijheid van meningsuiting en informatie alsmede op de specifieke rol van ‘waakhond’ die in deze context aan persorganen is toegekend.
Europese veiligheidsbeheersysteem luchtvaart
In zijn arrest bevestigt het HvJ EU dat de vertrouwelijkheid van informatie over luchtvaartincidenten en -ongevallen een centraal onderdeel vormt van het stelsel van toezicht en controle dat de Uniewetgever heeft ingevoerd om de luchtvaartveiligheid te verbeteren en dat berust op het verzamelen, het delen tussen overheidsinstanties en het analyseren van deze informatie. Ook licht het Hof toe dat het hierbij gaat om een strikte vertrouwelijkheid die geldt voor alle informatie die daartoe door de bevoegde nationale autoriteiten wordt verzameld of opgesteld. Ten slotte brengt het in herinnering dat deze vertrouwelijkheid tot gevolg heeft dat het verboden is om dergelijke informatie beschikbaar te stellen of te gebruiken voor welk ander doel dan ook. Daarnaast oordeelt het Hof dat deze algemene en strikte vertrouwelijkheidsregeling weliswaar afbreuk kan doen aan het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, maar gerechtvaardigd is en evenredig aan het nagestreefde doel. Zij belet het publiek en mediabedrijven immers niet om uit andere bronnen of met andere middelen informatie over het betrokken onderwerp te vergaren. Bovendien sluit deze regeling niet uit dat die bevoegde autoriteiten of rechterlijke instanties op eigen initiatief en onder eigen toezicht de betrokken informatie bekendmaken, voor zover dit verenigbaar is met de bescherming van de luchtvaartveiligheid.
Arrest HvJ EU
Het Hof verklaart voor recht: artikel 15 van verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018, gelezen in het licht van het in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, moet aldus worden uitgelegd dat voor de informatie waarover de bevoegde nationale autoriteiten beschikken over een ‘voorval’ op het gebied van de luchtvaartveiligheid in de zin van artikel 2, punt 7, van verordening nr. 376/2014, zoals gewijzigd, een vertrouwelijkheidsregeling geldt die tot gevolg heeft dat noch het publiek, noch een mediabedrijf recht heeft op toegang tot die informatie, in welke vorm dan ook.
Europees Hof van Justitie beantwoordt vragen in zaak over informatieverzoek over MH17
Bron: www.curia.europa.eu