Het is voor de integratie van personen die internationale bescherming genieten belangrijk om kennis te verwerven van met name de taal. Lidstaten kunnen hen onder bepaalde voorwaarden ertoe verplichten deel te nemen aan integratieprogramma’s en te slagen voor de examens die daaraan verbonden zijn. Wel moet rekening worden gehouden met de zeer uiteenlopende persoonlijke omstandigheden van deze personen. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan er een geldboete worden opgelegd, zoals wanneer blijkt dat er sprake is van een bewezen en aanhoudend gebrek aan bereidheid tot integratie. Dat is op 4 februari 2025 het antwoord van het HvJ EU op prejudiciële vragen van de Raad van State.
Uitgangspunt van de Nederlandse Wet inburgering 2013 is dat vreemdelingen verantwoordelijk zijn voor hun eigen inburgering en dat zij zelf de kosten van de inburgeringscursussen en de examens moeten betalen. Zij kunnen voor deze kosten bij de overheid wel een lening afsluiten van maximaal € 10.000. Asielstatushouders die op tijd het inburgeringsexamen halen of op tijd zijn vrijgesteld of ontheven van hun inburgeringsplicht, hoeven de lening vervolgens niet terug te betalen. Als zij niet op tijd aan de inburgeringsplicht hebben voldaan, moeten ze in beginsel de hele lening terugbetalen.
Prejudiciële vragen
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vraagt op 15 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:975) aan het Hof of de minister asielstatushouders een inburgeringsplicht kan opleggen met een boete als stok achter de deur. Uit de Europese Kwalificatierichtlijn volgt namelijk alleen dat asielstatushouders een recht hebben op toegang tot integratievoorzieningen. In het Nederlandse stelsel is dit vertaald in een plicht voor asielstatushouders om in te burgeren. Ook vraagt de Afdeling of het uitgangspunt dat asielstatushouders de volledige kosten van de integratievoorzieningen moeten betalen, in lijn is met Europese Kwalificatierichtlijn. En of het daarbij uitmaakt dat asielstatushouders een lening kunnen aanvragen die wordt kwijtgescholden als zij op tijd hun inburgeringsexamen behalen. Ten slotte wordt gevraagd of het terugbetalen van zo’n hoge lening en de hoogte van de boete de integratie van asielstatushouders belemmeren.
Arrest HvJ EU
In zijn arrest stelt het Hof vast dat deze richtlijn zich onder bepaalde voorwaarden niet verzet tegen een nationale regeling waarbij personen die internationale bescherming genieten worden verplicht om te slagen voor een inburgeringsexamen. In dit verband onderstreept het Hof het belang van de verwerving van kennis van zowel de taal als de samenleving van de gastlidstaat om de integratie van personen die internationale bescherming genieten in de samenleving van de gastlidstaat te bevorderen, en hun toegang tot met name de arbeidsmarkt en tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken. Het Hof merkt ook op dat de lidstaten in dit verband over een bepaalde beoordelingsmarge beschikken. De noodzaak om rekening te houden met de persoonlijke en zeer uiteenlopende omstandigheden van personen die internationale bescherming genieten, dringt zich evenwel des te meer op gezien hun bijzondere kwetsbaarheid, hetgeen juist rechtvaardigt dat die bescherming wordt verleend. Daarom moeten bijzondere individuele omstandigheden, zoals leeftijd, opleidingsniveau, financiële situatie of gezondheidstoestand van de betrokken persoon in aanmerking worden genomen. Voorts moet de kennis die vereist is om voor een inburgeringsexamen te slagen op een basisniveau worden vastgesteld, zonder verder te gaan dan noodzakelijk is om de integratie te bevorderen en rekening houdend met het feit dat die persoon nog niet duurzaam in de betrokken lidstaat is gevestigd. Tot slot moet elke persoon die internationale bescherming geniet, worden vrijgesteld van de verplichting om te slagen voor dat examen indien hij kan aantonen dat hij reeds daadwerkelijk is geïntegreerd. Hoe dan ook kan het feit dat een dergelijk examen niet met succes is afgelegd, niet stelselmatig worden bestraft met een geldboete. Een geldboete kan slechts worden opgelegd in uitzonderlijke gevallen, zoals wanneer blijkt dat er sprake is van een bewezen en aanhoudend gebrek aan bereidheid tot integratie. Bovendien mag een dergelijke boete geen buitensporige financiële last leggen op de betrokken persoon, gelet op zijn persoonlijke en gezinssituatie. In dit geval wordt de in de Nederlandse regeling vastgestelde geldboete stelselmatig toegepast en kan zij oplopen tot € 1.250. Een dergelijke maatregel blijkt kennelijk onevenredig aan het door deze regeling nagestreefde doel. Bovendien doet het feit dat personen die internationale bescherming genieten in beginsel alle kosten van de inburgeringscursussen en -examens moeten dragen, afbreuk aan de doelstelling om de effectieve integratie van die persoon in de samenleving van de gastlidstaat te verzekeren. Door deze verplichting wordt hem een onredelijke last opgelegd die hem niet alleen belet om daadwerkelijk toegang te krijgen tot dat integratieprogramma, maar ook om gebruik te maken van de andere rechten en voordelen die hij aan richtlijn 2011/95 ontleent.
ECLI:EU:C:2025:52
Bronnen: www.curia.europa.eu en www.raadvanstate.nl