De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft prejudiciële vragen gesteld over de ‘chain rule’ die in het kader van de Dublinverordening veel wordt toegepast. Volgens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betekent de ‘chain rule’ dat de overdrachtstermijn van een Dublinoverdracht opnieuw gaat lopen als een vreemdeling voorafgaand aan de overdracht onderduikt en daarna in een andere EU-lidstaat opnieuw asiel aanvraagt. Op 12 januari 2023 heeft Hof van Justitie EU antwoord gegeven.

De Afdeling stelde prejudiciële vragen in drie zaken waarin vreemdelingen voordat zij naar Nederland kwamen en hier een asielaanvraag indienden, al in twee andere lidstaten asiel hadden aangevraagd. In de tijd tussen de verschillende aanvragen zijn zij ondergedoken. Volgens de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is Nederland niet verantwoordelijk voor de behandeling van de hier ingediende asielaanvragen. Volgens hem volgt uit de Dublinverordening dat één van de lidstaten waar de vreemdelingen eerder om internationale bescherming hebben verzocht, daarvoor verantwoordelijk is. Daarbij gaat de staatssecretaris uit van de zogenoemde 'chain rule'. Volgens de 'chain rule' zou de overdrachtstermijn opnieuw gaan lopen als een vreemdeling voorafgaand aan de overdracht onderduikt en daarna in een andere EU-lidstaat opnieuw asiel aanvraagt. De Afdeling wilde weten of de Dublinverordening toepassing van de 'chain rule' toestaat. Een van de doelen van de Dublinverordening is om het indienen van asielaanvragen in meerdere lidstaten tegen te gaan. De chain rule lijkt hiermee in overeenstemming te zijn, maar in de Dublinverordening zelf is deze methode niet opgenomen.

Arrest

De artikelen 23 en 29 van verordening (EU) nr. 604/2013 moeten aldus worden uitgelegd dat wanneer een termijn voor de overdracht van een onderdaan van een derde land is beginnen te lopen tussen een aangezochte lidstaat en een eerste verzoekende lidstaat, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het door deze derdelander ingediende verzoek om internationale bescherming door het verstrijken van deze termijn overgaat op deze verzoekende lidstaat, ook al heeft die derdelander ondertussen in een derde lidstaat een nieuw verzoek om internationale bescherming ingediend dat heeft geleid tot de aanvaarding door de aangezochte lidstaat van een door deze derde lidstaat ingediend terugnameverzoek, voor zover deze verantwoordelijkheid niet is overgegaan op die derde lidstaat omdat een van de termijnen van artikel 23 is verstreken. Na die overdracht van die verantwoordelijkheid kan de lidstaat waar deze persoon zich ophoudt, niet overgaan tot overdracht van deze persoon aan een andere lidstaat dan de lidstaat die nu verantwoordelijk is geworden, maar kan hij wel binnen de in artikel 23, lid 2, van deze verordening vastgestelde termijnen een terugnameverzoek bij deze laatste lidstaat indienen. Artikel 27, lid 1, van verordening nr. 604/2013, gelezen in het licht van overweging 19 van deze verordening, en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Unie moeten aldus worden uitgelegd dat een onderdaan van een derde land die achtereenvolgens in drie lidstaten een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, in de derde van deze lidstaten moet kunnen beschikken over een daadwerkelijk en snel rechtsmiddel dat hem in staat stelt zich te beroepen op het feit dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van zijn verzoek is overgegaan op de tweede van die lidstaten omdat de overdrachtstermijn van artikel 29, leden 1 en 2, van die verordening is verstreken.

HvJ EU, 12 januari 2023, gevoegde zaken C 323/21, C 324/21 en C 325/21

Bron: www.raadvanstate.nl

Laatste nieuws