De Hoge Raad heeft op 22 december 2015 geoordeeld dat aangehouden verdachten vanaf 1 maart 2016 recht hebben op een advocaat tijdens een politieverhoor. Dit betekent dat de verdachte voordat het verhoor begint moet worden gewezen op dit recht. Als de verdachte niet duidelijk afstand doet van dit recht moet er bij ieder verhoor een advocaat aanwezig zijn.


Eerder gaf de Hoge Raad de wetgever tot 27 november 2016 de tijd om de verhoorbijstand te organiseren. (Zie daarover onder meer dit Vooraf van Taru Spronken.) Dat scherpt de Hoge Raad in het belang van de rechtszekerheid nu aan. De Hoge Raad heeft het volgende overwogen:

"Vastgesteld moet worden dat het EHRM inmiddels - ruim zes jaar na het arrest van 2009 en anderhalf jaar na het arrest van 2014 terwijl een wettelijke regeling inzake de verhoorbijstand nog niet is tot stand gebracht - in een aantal gevallen heeft beslist dat het ontbreken van rechtsbijstand met betrekking tot het verhoor van de verdachte door de politie onder omstandigheden kan worden aangemerkt als een schending van de rechten die een verdachte kan ontlenen aan art. 6 EVRM. Hoewel het EHRM nimmer uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist dat onder alle omstandigheden sprake is van een dergelijke schending ingeval de raadsman van de verdachte niet aanwezig is bij het verhoor, is in het licht van de bedoelde casuïstische rechtspraak van het EHRM de rechtszekerheid ermee gediend dat de Hoge Raad thans overgaat tot een aanscherping van de regels betreffende de rechtsbijstand die in HR 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:770, NJ 2014/268 zijn uiteengezet. Met het oog daarop gaat de Hoge Raad voortaan ervan uit dat een aangehouden verdachte het recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens zijn verhoor door de politie, behoudens bij het bestaan van dwingende redenen om dat recht te beperken. De verdachte kan uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand doen van dat recht. Dit brengt mee dat hij vóór de aanvang van het verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op bijstand van een raadsman. Opmerking verdient hierbij dat het recht op zulke bijstand niet alleen betrekking heeft op het eerste verhoor, maar ook op daarop volgende verhoren.

De Hoge Raad komt mede tot deze aanscherping op grond van het volgende. Indien nu of in een volgende zaak waarin het thema wel relevant zou zijn voor de oplossing van het geschil, door de Hoge Raad prejudiciële vragen zouden worden gesteld over een kwestie als de onderhavige, zou een doeltreffende en voortvarende strafrechtspleging buitengewoon ernstig belemmerd worden doordat dan de afdoening van de strafzaken waarin een vergelijkbare vraag aan de orde is, langdurig en onaanvaardbaar dreigt te vertragen. De negatieve gevolgen hiervan zouden zeer ingrijpend zijn omdat de kwestie van de rechtsbijstand tijdens het politieverhoor een rol speelt in een groot aantal strafzaken. Het zou ongewenst zijn dat de justitiële autoriteiten bij de afdoening van deze zaken zich in redelijkheid gedwongen zouden voelen te wachten op de uitkomst van de prejudiciële procedure bij het HvJ EU. Door de aangegeven aanscherping van de regels betreffende de rechtsbijstand wordt deze in de ogen van de Hoge Raad onaanvaardbare consequentie voorkomen."

 

De Hoge Raad heeft bij zijn afwegingen mede betrokken dat de genoemde Richtlijn binnen afzienbare termijn in de Nederlandse wetgeving zal (en in elk geval uiterlijk op 27 november 2016 moet) zijn geïmplementeerd, zodat aangenomen mag worden dat de eerder gesignaleerde beleidsmatige, organisatorische en financiële keuzes inmiddels zijn gemaakt.

De Hoge Raad gaat er bij zijn beslissing vanuit dat de wetgever inmiddels voorbereidingen voor een verplichte bijstand van een advocaat heeft getroffen zodat uitvoering van de nieuwe regel geen al te grote problemen hoeft te geven. De Hoge Raad geeft ook aanwijzingen voor het geval in een zaak niet aan het recht op verhoorbijstand werd voldaan. Dat brengt nog niet mee dat een door het verhoor verkregen verklaring niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Voor de vraag of in dat geval een sanctie nodig is en zo ja welke, verwijst de Hoge Raad naar bestaande rechtspraak.

 

Bron: www.rechtspraak.nl en ECLI:NL:HR:2015:3608

Laatste nieuws