Het Unierecht verzet er zich niet tegen dat een hostingprovider als Facebook wordt gelast commentaren te verwijderen die identiek zijn aan en, onder bepaalde voorwaarden, overeenstemmen met een eerder onwettig verklaarde commentaar. Het Unierecht staat er ook niet aan in de weg dat een dergelijk bevel wereldwijd gevolgen sorteert, binnen de grenzen van het relevante internationale recht waarmee de lidstaten rekening moeten houden. Dat blijkt uit antwoorden van het Europees Hof van Justitie op prejudiciële vragen van het Oostenrijkse Oberster Gerichtshof.

In de onderliggende zaak had een Oostenrijks lid van de Nationalrat Facebook Ireland gedagvaard voor de Oostenrijkse rechterlijke instanties en gevorderd dat Facebook wordt gelast om een commentaar te verwijderen die door een gebruiker van dat sociaal netwerk is gepubliceerd en die haar eer aantast, alsook van uitlatingen die daaraan identiek zijn en/of daarmee inhoudelijk overeenstemmen.

De betrokken Facebook-gebruiker had op zijn persoonlijke pagina een artikel van het Oostenrijkse onlinemagazine oe24.at gedeeld waarvan de titel als volgt luidde: „Grüne: Mindestsicherung für Flüchtlinge soll bleiben” („Groenen: vóór het behoud van een minimuminkomen voor vluchtelingen”). Daardoor verscheen op die pagina een thumbnail van de oorspronkelijke website, met de titel en een korte samenvatting van het artikel, samen met een foto van GlawischnigPiesczek. Die gebruiker heeft bij dat artikel ook een commentaar geschreven waarvan de Oostenrijkse rechterlijke instanties hebben vastgesteld dat het de eer van Glawischnig-Piesczek kon aantasten, haar kon beledigen en haar in opspraak kon brengen. Die bijdrage kon door elke Facebookgebruiker worden geraadpleegd. In deze omstandigheden heeft het Oberste Gerichtshof (hoogste federale rechter in civiele en strafzaken, Oostenrijk) het Hof van Justitie verzocht om de richtlijn inzake elektronische handel1 uit te leggen.

Volgens deze richtlijn is een hostingprovider als Facebook niet aansprakelijk voor de opgeslagen informatie wanneer hij niet weet dat deze informatie onwettig is of wanneer hij, zodra hij dit weet, prompt handelt om die informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken. Dat de hostingprovider in dat geval niet aansprakelijk is, staat er echter niet aan in de weg dat de hostingprovider wordt gelast om een inbreuk te beëindigen of te voorkomen, onder meer door de onwettige informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken. Die richtlijn verbiedt echter dat hostingproviders een algemene verplichting wordt opgelegd om toe te zien op de door hen opgeslagen informatie of om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten wijzen.

In zijn arrest geeft het Hof aan het Oberste Gerichtshof als antwoord dat de richtlijn inzake elektronische handel, die een evenwicht tot stand moet brengen tussen de verschillende betrokken belangen, zich er niet tegen verzet dat een rechterlijke instantie van een lidstaat een hostingprovider gelast:

  • de door hem opgeslagen informatie die inhoudelijk identiek is aan informatie die eerder onwettig is verklaard, te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken, ongeacht wie om opslag van die informatie heeft verzocht;
  • de door hem opgeslagen informatie die inhoudelijk overeenstemt met informatie die eerder onwettig is verklaard, te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken, op voorwaarde dat het toezicht op en het onderzoek van de informatie waarop een dergelijk bevel betrekking heeft, beperkt is tot informatie waarmee een boodschap wordt overgebracht waarvan de inhoud in wezen ongewijzigd blijft ten opzichte van de onwettig verklaarde inhoud, en die de specifiek in dat bevel genoemde gegevens bevat, en dat de verschillen tussen de formulering van die overeenstemmende inhoud en de formulering van de eerder onwettig verklaarde inhoud niet van dien aard zijn dat de betrokken hostingprovider verplicht is die inhoud autonoom te beoordelen (zodat de hostingprovider geautomatiseerde technieken en onderzoeksmethoden kan toepassen);
  • wereldwijd de in het bevel bedoelde informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken, binnen de grenzen van het relevante internationale recht waarmee de lidstaten rekening moeten houden.

 

Bron: ECLI:EU:C:2019:821

 

  1. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt („richtlijn inzake elektronische handel”) (PB 2000, L 178, blz. 1)

Laatste nieuws