Gerechtelijke instanties moeten informatie over civiele procedures verstrekken aan anderen dan partijen. Voor openbare zittingen geldt dat de gerechten aan iedereen die daarom verzoekt, tijdig informatie moeten verschaffen over de plaats en het tijdstip van die zittingen, met inachtneming van de beperkingen van de AVG. Dat heeft de Hoge Raad op 21 april 2023 geoordeeld.

Een advocaat heeft de griffier van de rechtbank gevraagd of bij de rechtbank procedures aanhangig zijn of waren waarbij een met name genoemde persoon partij is. De griffier heeft geweigerd aan dit verzoek te voldoen. De rechtbank heeft geoordeeld dat die weigering terecht was omdat de wet voor dit informatieverzoek geen grondslag biedt. Volgens Advocaat-generaal (AG) Wesseling-Van Gent (ECLI:NL:PHR:2022:533) zijn gerechtelijke instanties verplicht om in verband met de openbaarheid van rechtspraak informatie over lopende civiele procedures te verstrekken aan derden. De basis voor die verplichting is volgens haar te vinden in de bestaande wetgeving, waaronder de Grondwet, en Europese rechtspraak over de openbaarheid van de behandeling van een zaak op de zitting.

Oordeel Hoge Raad

De Hoge Raad stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag welke informatie over civiele procedures aan derden moet worden verstrekt, naast de openbaarheid van rechtspraak, ook het recht op bescherming van persoonsgegevens van belang is. Verder constateert de Hoge Raad dat er in de praktijk tussen de gerechten verschillen bestaan in de mate waarin en de wijze waarop aan derden informatie wordt verschaft over aanhangige civiele procedures. Voor openbare zittingen geldt als hoofdregel dat de gerechten aan eenieder die daarom verzoekt, tijdig informatie moeten verschaffen over de plaats en het tijdstip van die zittingen, met inachtneming van de beperkingen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) stelt. Derden hebben geen recht op informatie indien zwaarwegende belangen van anderen, waaronder die van partijen, aan het verstrekken van die informatie in de weg staan. De hoofdregel dat informatie over openbare zittingen moet worden verstrekt berust mede op rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens over art. 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarin onder meer is bepaald dat ieder recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak. Rechterlijke uitspraken zijn openbaar en kunnen door iedereen worden opgevraagd. In de regel is het verstrekken van een geanonimiseerde versie van de uitspraak verstrekt of verwijzing naar de publicatie van de geanonimiseerde uitspraak op rechtspraak.nl, voldoende om aan het vereiste van openbaarheid te voldoen. De overige inhoud van het procesdossier is niet openbaar. Het door de gerechten gehanteerde overzicht van aanhangige zaken, moet voor eenieder te raadplegen zijn, met dien verstande dat de namen van partijen waar nodig geanonimiseerd worden. Daarnaast moeten advocaten en andere betrokkenen navraag kunnen doen of een procedure tussen bepaalde partijen aanhangig is en wat de stand van zaken in de procedure is. In de praktijk is de toegang tot deze informatie op dit moment te beperkt. Voor zaken die naar hun aard niet op een openbare zitting worden behandeld, zoals zaken op het terrein van personen- en familierecht, geldt dat derden geen recht hebben op informatie over het bestaan en het verloop van aanhangige procedures. Over procedures die niet langer aanhangig zijn, geeft de wet aan derden geen aanspraak op andere informatie dan de rechterlijke uitspraak. Indien een procedure is geƫindigd zonder dat een uitspraak is gedaan, bijvoorbeeld als gevolg van een door partijen getroffen schikking, hebben derden geen aanspraak op verstrekking door het gerecht van informatie over de procedure die aanhangig was. Binnen de genoemde kaders hebben de rechtbanken en gerechtshoven ruimte om nader te bepalen hoe een en ander in de praktijk wordt toegepast. Om er voor te zorgen dat die toepassing landelijk op gelijke wijze plaatsvindt, ligt het voor de hand dat de gerechten een gezamenlijke regeling opstellen.

ECLI:NL:HR:2023:658

Bron: www.hogeraad.nl

Laatste nieuws