Een koopovereenkomst die in strijd met de Didam-regels is gesloten, is niet om die reden ongeldig. Wel handelt een overheidslichaam dan in beginsel onrechtmatig jegens een (potentiële) gegadigde die ten onrechte geen gelijke kans heeft gekregen. Daarmee kan schadevergoeding op haar plaats zijn. Dat heeft de Hoge Raad op 15 november 2024 geoordeeld.
In het Didam-arrest (ECLI:NL:HR:2021:1778) heeft de Hoge Raad in kort geding overwogen dat uit het gelijkheidsbeginsel voortvloeit dat een overheidslichaam in een selectieprocedure voor de verkoop van een aan hem toebehorende onroerende zaak mededingingsruimte dient te bieden aan andere potentiële gegadigden. Het overheidslichaam moet criteria opstellen aan de hand waarvan de koper wordt geselecteerd. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. De mededingingsruimte hoeft niet te worden geboden indien bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval dient het overheidslichaam zijn voornemen tot verkoop tijdig voorafgaand aan de verkoop op zodanige wijze bekend te maken dat eenieder daar kennis van kan nemen. Onderhavige uitspraak betreft de bodemprocedure in deze zaak en gaat over de vraag vanaf welk moment de in het Didam-arrest geformuleerde regels gelden en wat de rechtsgevolgen zijn van de niet-naleving van de Didam-regels.
Moment waarop Didam-regels gelden
De Hoge Raad oordeelt dat hij in het Didam-arrest niet heeft bepaald dat die regels pas gelden vanaf de uitspraak, schending van de Didam-regels kan ook gevolgen hebben wanneer die schending heeft plaatsgevonden vóór die uitspraak. Er bestaat geen aanleiding om de toepassing van de Didam-regels te beperken in de tijd, deze regels zijn dus ook van toepassing op handelen van een overheidslichaam dat heeft plaatsgevonden voorafgaande aan het Didam-arrest.
Gevolgen niet-naleving
De Hoge Raad oordeelt dat een overeenkomst die in strijd is met de Didam-regels niet nietig of vernietigbaar is. De Didam-regels, zijn met toepassing van art. 3:14 BW gebaseerd op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, ze vormen geen dwingende wetsbepaling in de zin van art. 3.40 lid 2 BW. Een koopovereenkomst die in strijd met de Didam-regels is gesloten, is daarom ook niet op die grond nietig of vernietigbaar. Schending van deze regels kan wel leiden tot onrechtmatig handelen van de overheid en mogelijk tot schadeplichtigheid.
Bron: www.hogeraad.nl