Een uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 28 juli 2023 waarin werd beslist dat op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV of Wet Mulder) vergoeding van proceskosten van het administratief beroep moet worden toegekend als na het opleggen van de sanctie het boetebedrag is verlaagd door de wetgever, is door de Hoge Raad in een uitspraak van 9 juli 2024 vernietigd.

A-G Harteveld heeft op 9 april 2024 (ECLI:NL:PHR:2024:376) cassatie in het belang der wet ingesteld inzake de aanspraak op proceskostenvergoeding voor administratiefberoepsfase in Wet Mulder-zaken indien na opleggen van sanctie, maar terwijl beroepsprocedure aanhangig is, het sanctiebedrag is gewijzigd door regelgever. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2023:6369) heeft overwogen dat aan die wijziging met terugwerkende kracht toepassing moet worden gegeven en dat grond bestaat voor proceskostenvergoeding omdat sprake is van ‘aan bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid’. Volgens de A-G hanteert het hof een juiste maatstaf bij het toekennen van een proceskostenvergoeding voor de administratiefberoepsfase bij wijziging van wetgeving.

Arrest Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat in geval dat voor betrokkene gunstige wijziging in regelgeving t.a.v. toe te passen sanctiebedrag plaatsvindt nadat gedraging door betrokkene is verricht, maar voordat administratieve sanctie door ambtenaar wordt opgelegd, sprake is van ‘aan bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid’ als die ambtenaar bij die oplegging niet uitgaat van gunstiger sanctiebedrag. Van ‘aan bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid’ is echter geen sprake in geval dat op het moment van oplegging van de administratieve sanctie door de tot oplegging bevoegde ambtenaar is uitgegaan van juiste, want op dat moment o.g.v. regelgeving geldende sanctiebedrag, terwijl pas daarna (ten tijde van administratiefberoepsprocedure of beroepsprocedure) als gevolg van na die oplegging in werking getreden verandering van regelgeving een voor overtreder gunstige wijziging in toe te passen sanctiebedrag heeft plaatsgevonden, waardoor aanleiding bestaat tot verlaging van sanctiebedrag. Proceskostenvergoeding art. 13a Wahv blijft dan achterwege, tenzij er een andere grond bestaat voor zo’n veroordeling. Het andersluidende oordeel van het hof op dit punt geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Van belang is nog dat het hier geschetst geval zich onderscheidt van geval waarin door rechter wordt geoordeeld dat ten tijde van oplegging van administratieve sanctie door bevoegde ambtenaar is uitgegaan van onjuiste uitleg of toepassing van wet. Naar aanleiding van ECLI:NL:HR:2020:563 dat door hof in overwegingen is betrokken, merkt de Hoge Raad tot slot op dat de overweging in dat arrest dat, mede gelet op eigenstandig karakter Wahv, een rechter bij toepassing van art. 13a Wahv grote mate van beoordelingsvrijheid toekomt, betrekking heeft op beantwoording van vraag of betrokkene geheel of gedeeltelijk in gelijk is gesteld en, in samenhang daarmee, wat redelijkerwijs toe te kennen bedrag is ter vergoeding van proceskosten. Positieve beantwoording van vraag of betrokkene geheel of gedeeltelijk in gelijk is gesteld brengt echter niet zonder meer met zich dat ook sprake is van ‘aan bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid’.

ECLI:NL:HR:2024:1012

Bron: www.hogeraad.nl

Laatste nieuws